welcome

DIS DEABUS GRATIA







feel free to enjoy



feel free to react















donderdag 18 februari 2010

studium generale; hans flupsen, kandynski en andere intellectualia
















Intellectualisme: leer dat alle kennis rationeel is.





Tegenstroming: anti-intellectualisme -afkeer van alle intelligentia. Kan zich uiten in verzet tegen intellectuelen, intellectuele activiteiten of academia. Anti-intellectuelen menen de gewone man te vertegenwoordigen tegenover de intellectuele elilte. Afhankelijk van de stroming gebruikt men diverse retoriek om de intelligentia onderuit te halen. Theocraten zullen intellectualisme associeren met duivels en niet-goddelijk; communisten met anti-revolutionair. Ook het fascisme in Italie ging prat op haar anti-intellectualistische houding.
Zie verder Wikipedia en andere internet-hits.

Na beneveld door een glas wijn Hans Flupsen (muziek-goeroe, programmamaker bij de VPRO) te hebben bezichtigd, besluipt mij een vooraleerst ondefinieerbare irritatie. Later slaat dat om in regelrechte woede, als ik een aanvaring heb gehad met een stuurse klasgenoot en het niet echt lekker ging met glaceren.

Ik voorvoelde al een week dat het deze keer niets ging worden met mijn blog. Dat begon ik zelf verdacht te vinden. Ik wist nog helemaal niet wat Flupsen te melden had, of hij iets te melden had, en dus ook niet hoe ik daarop zou gaan reageren. Maar ik ben dus boos. Eerlijkheidshalve was dat dus gedeeltelijk een self-fullfillingprophecy en anderzijds zonder meer getriggerd door het elitaire onderonsje wat- wellicht niet door Flupsen zo bedoeld - tijdens de lezing ontstond.

Ik wil u graag meer duidelijkheid bieden.

Ik voorvoelde van alles en nog wat, maar wens verre te blijven van paranormale pretenties. Ik weet namelijk niet zo heel veel van muziek en kwam er achter dat ik me op voorhand eigenlijk al buiten gesloten voelde. Ik ergerde me rot aan de semi-gezellige setting waarin we met zijn allen rond de spreker gegroepeerd werden, bedoeld als uitnodiging voor een goed gesprek. Dat gesprek kwam er ook, maar kon slechts gevoerd worden met enkelen. Wie zijn godverdomme John Caige en consorte, vroep ik mij in stilte af. Ik had de indruk dat maar enkelen dat wisten. Ik vroeg me daarentegen hardop af wat we nu aan het doen waren. Onze eigen goede smaak bevestigen, onze identiteit en groepsgevoel definieren, ten koste van de grotere massa die slechts drie accoorden kan aanvoelen?
De muziek die we te horen kregen was divers, vaak prachtig, maar tekort om het grote genieten tot wasdom te kunnen laten komen. Verstorend om na 20 seconden weer los gerukt te worden. Ging het slechts om een indruk, ging het om het etaleren van kennis, werd er gekoketteerd met de eigen schrale achtergrond die glorieus werd overschaduwd door het deugdzame leven van een kenner? Het was mij onduidelijk en ik raakte allengs meer heen en weer geslingerd en meer geirriteerd. Ik voelde me een proleet bij de schone, gelakte elite. U weet, ik hou van overdrijven..
Enige aanknopingspunt is dat er een onderscheid is tussen gelogen en oprechte kunst.

De leugen schuilt hem vooral in vercommercialisering, de corrumperende werking van het gore geld.

Ik zoek het verder bij een eerdere ervaring in dezelfde week. Kandinsky in het Haags Gemeentemuseum.

Er zijn een aantal overeenkomsten tussen datgene wat ik ervoer tijdens de lezing van Flupsen en de tentoonstelling. Ten eerste de relatie met het elitaire. Ten tweede de rol van emoties. Op beiden zal ik hierna ingaan. Verwacht u van mij geen handreiking om de maatschappij te bevrijden van knellende doctrines, hetzij van het volk, hetzij van een stel snobisten. Ik wil slechts verwoorden wat mij hierover invalt als beoogd kunstenaar in een gecorrumpeerde maatschappij.

Eerst wat over Kandinsky en Der Blaue Reiter. Gejat uit Wikipedia:
Der Blaue Reiter (de blauwe ruiter) was een kleine groep gelijkgestemde kunstenaars in Duitsland, die van ongeveer 1911 tot 1914 bestond. De vernieuwingsbeweging ontstond in München. Deze beweging (voluit "Künstlergemeinschaft Der Blaue Reiter") werd in 1911 opgericht door Wassily Kandinsky, Franz Marc, August Macke en Alexej von Jawlensky. De stroming wordt tot het expressionisme gerekend. Er was niet echt sprake van een georganiseerde beweging. Het ging de deelnemers meer om het onderhouden van een vriendschapsband.
De nieuwe kunstideeën kwamen aan het licht bij de uitgave van een almanak "Der Blaue Reiter". De naam van de schildersgroep is afkomstig van de omslag van deze almanak, waarop het schilderij Der Blaue Reiter van Kandinsky uit 1903 te zien is.
Binnen der Blaue Reiter waren de kunstenaars van mening dat elk academisme in strijd was met de ware kunst. Men zag de emotie als voornaamste element van het creatieve vermogen en men trachtte deze tot expressie te brengen.

Door sommigen wordt de beweging van Der Blaue Reiter als intellectueel gezien (NRC, 090210). De kunstenaars wilden het persoonlijke overstijgen en zochten verbinding met het spirituele, waar het gaat om expressie van emoties. Dat riep bij mij gelijk de nodige vertwijfeling op: sommigen van de getoonde werken vond ik ronduit psychedelisch, en in de schijnbaar achteloos aangebrachte streken in een aantal portretten van Jawlenski kon ik weinig intellectueels, weinig doordachts, weinig doelgerichts aantreffen. Daarom niet minder overtuigend, dat is niet wat ik bedoel. Maar een koppeling aan het intellectuele ontging mij. U ziet: een soortgelijk gevoel overviel mij tijdens de lezing hierboven genoemd.

Dan de emoties als zodanig, die de inspiratie vormden voor de werken van Kandinsky en anderen. In de kleurenpracht zeer tot de verbeelding sprekend. Net als de kleurenpracht van de muziek van Schonberg, die aangehaald werd door Flupsen. Emotie uit het cerebrale, en niet uit de lendenen zoals bijvoorbeeld in de hedendaagse popmuziek vaak het geval is.
Waar komt voor mij nu die grens van het betamelijke, die mij drijft tot boosheid in zicht?
Dat is op het moment dat opvattingen tot dogma's verklaard worden, als kenners zich de koning te rijk wanen en de brug naar de massa niet weten te slaan.

Zijn zij daar dan exclusief voor verantwoordelijk? Nee, dat ook weer niet, want van een ieder mag je toch wel een zekere hang naar bewustwording, naar verrijking, naar het verkennen van de eigen benauwde grenzen verwachten. Ik bedoel natuurlijk: dat verwacht ik. En gelukkig kan ik in mijn eentje geen elite vormen.

Of Kandinsky daarin is geslaagd - ik weet het niet. Hij stelde dat iedere kunstuiting een tijdgeest weergeeft, een dan overheersend maatschappelijk onderbuik gevoel. Het feit dat hij nu bij de Blokker op posterformaat of op serviezen zou kunnen prijken is wellicht geen compliment. Hij heeft de massa bereikt, maar ik waag het te betwijfelen of hij haar ook in haar onderbewustzijn heeft weten te raken.

Maar dat een en ander een effect heeft zal ik niet ontkennen. Mijn boze indruk is, dat het hier minimaal om het effect van de bevestiging van het ons-kent-ons gevoel gaat.

Wil ik dat ook? Als aankomend kunstenbakker? Ik wil een, un, effect, dat had ik u al te kennen gegeven. Wil ik dat vooral bij mijn beoogde volgelingen? Nee, nee, alstublieft niet. Spaar mij voor het kluizenaarschap van een groep wereldverbeteraars die als waren zij outsiders, zie Marijn Akkermans voor het tegendeel!, denken een zinvolle bijdrage aan het bestaan van anderen te leveren. Zij dienen hoofdzakelijk zichzelf. Ja, roept u maar! Ik ben nou toch boos en een reprimande kan er ook nog wel bij.

Wat wil ik dan wel? Godsamme, gewoon lekker bezig zijn! Nu val je door de mand, loeder, we hebben je! jennen de spreekkoren in mijn hoofd. Of in het uwe, dat kan ik met mijn voorbehoud bij het bovennatuurlijke niet overzien.
En met dat lekker bezig zijn, zoek ik het zowel in het cerebrale als in het laag bij de grondse. Vormen zijn voor mij studie-objecten, misschien leg ik ze ooit af en concentreer mij op louter kleur, klank. Of iemand dan nog snapt wat ik bedoelde kan ik u net zo min als een Kandinsky garanderen. Ik ben wel altijd bereid tot een gesprek, dat wel.

Tot slot maak ik u nog graag deelgenoot van een van mijn recente emotionele erupties in beeld. Ik hou het klein, want per slot van rekening waren we ooit allemaal kind. En zelfs als we in dat deel van ons leven ons de koning te rijk waanden, we voelden ons toch met elkaar verbonden in het spel.
U treft een zelfportret in inkt, dan heeft u er eindelijk een kop bij. Ik ben daar boos, na afloop van de lezing, een rottige les en wat schermutselingen in mijn persoonlijke leven.
En u treft drie portretjes van kinderen aan, papier met glacis, mdf.
De kinderen hebben een innerlijke beleving. Boos, onderzoekend? U mag het zeggen. De drie verschillende kleuren van het glacis bieden u hopelijk meer houvast.

Ave, alea iacta est.

De volgende keer wellicht meer troost.

Uw kather





woensdag 10 februari 2010

studium generale; angst en kunst











Likkebaardend keek ik uit naar de lezingen over het thema Angst in relatie tot de kunst. Ik heb daar zelf namelijk ook wat mee. Niet omdat ik zo'n poepbroek ben, integendeel. Zoals ik eerder al aangaf zoek ik graag grenzen op, ga er het liefst nog even overheen, en voel me daarbij niet beperkt door enige op angst gebaseerde cognitie, ethiek of klinische overweging.
Akkermans vertelt dat hij ooit als outsider is gekwalificeerd. Een begrip dat hem op een hoop dreigt te gooien met de psychisch verstoorden en hem zonder meer buiten spel neigt te zetten. Vond hij wel confronterend toen het hem overkwam, maar gaf ook de ruimte om zich niets van conventies aan te trekken. Nina Yuen heeft een getraumatiseerde jeugd, dus dat is ook al geen opgewekte binnenkomer voor aanstormend kunstenaars. Ik voel me getriggerd: zijn alle gewonden onder ons dan al op voorhand gediskwalificeerd in de strijd om erkenning als beeldend kunstenaar? Dat roept om bezinning!

Ik ben nu benieuwd naar welke rol angst in de kunst speelt, hoe zij daarin effectief kan zijn.
Ik wil niet alleen weten wat hierover in zijn algemeenheid gezegd kan worden, maar ik wil ook wel kwijt welke rol angst speelt in twee van mijn eigen producties.
Zullen we het nog een keertje wagen? Vooruit, nog een onderzoekje naar drijfveren. Voor degenen die hopen dat ik zal komen met een feitenrelaas, diagnostiek of therapeutische analyse over hetgeen mijzelf aangaat: die kan ik alvast teleurstellen. Want dat doe ik lekker niet.
Wel wil ik ingaan op waartoe angst mij in casu gedreven heeft.
Ten eerste wil ik de vraag beantwoorden wat angst is - waar hebben we het eigenlijk over; welke angst kan een rol spelen in de kunst gericht op de toeschouwer. Vervolgens wil ik binnen de grenzen van dit bestek een poging doen om te onderzoeken hoe effectief kunst dan wel niet is in dit opzicht.
En tot slot wil ik wat laten zien van wat ik zelf gemaakt heb, waarbij angst een rol heeft gespeeld.
Komt 'ie.

Wat is angst, welke vormen worden wel onderscheiden? En welke zijn relevant voor de kunst-bussines?
Nu kan ik mij terecht beroepen op Emmelkamp, hoogleraar klinische psychologie aan de UvA.
Uiteraard grijpt hij in zijn boek Angst, fobieen en dwang, Bohn Stafleu van Loghum 1995, terug op de DSM IV, het diagnostisch handboek voor peuteraars. We vinden een indrukwekkend lijstje van angststoornissen: paniek, agorafobie, specifieke fobie, sociale fobie, obsessief-compulsieve stoornis, post-traumatische stressstoornis, acute stressstoornis, gegeneraliseerde angststoornis, middelen-geinduceerde angststoornis, angststoornis niet nader omschreven. Maar: dat zijn dus de ziekelijke verschijningsvormen, althans die vormen van angst die professionele aanpak behoeven.
De meer alledaagse vormen van angst zijn te relateren aan genoemde categorieen, maar dan in een niet verontrustende, hulpbehoevende vorm. Arousal en de neiging tot vluchtgedrag zijn kenmerkend, ook als het allemaal wel mee lijkt te vallen met die angst.
Mocht je nu als kunstenaar de onstuitbare drang hebben om je bezig te houden met 2 of 3D geprojecteerde angst, begeef je je dan op een heilzame route? Heeft het enige zin om de ambitie te hebben, zoals Akkermans vertelde en zoals ik die zelf ook meen te ervaren, om je publiek aan te spreken op haar verantwoordelijkheidsgevoel. Is het ijdele hoop om met een prent of andere uitbeelding de angst bij je publiek aan te boren, in de verwachting dat ze er wat mee kunnen, whatever that may be?
Volgens Emmelkamp helaas wel. De serieuze angstgevallen kunnen behandeld worden met cognitieve- en/of gedragstherapie, met exopsure in vivo, met imaginaire exposure, met flooding, met systematische desensitisatie, met relaxatie, sociale vaardigheidstraining en gelukkig zijn er ook altijd nog pillen. Het is echter niet eenduidig vastgesteld welke behandelingen of welke combi's daarvan het meest effectief zijn. Ook de follow-up resultaten geven een wisselend beeld. Is het dan hopeloos voor alle lijders aan Angsten? Nee: zeer kort door de bocht gesteld is heil vooral te verwachten van exposure-therapie als het gaat om fobische angsten. Voor de getraumatiseerden ligt dit ongelukkigerwijs heel wat complexer. Judith Herman zet dit prachtig uiteen in Trauma en Herstel, Wereldbibliotheek 1993. Voor genezing van deze ernstige gevallen is wat haar betreft een sociale relatie waarin verbondenheid wordt ervaren onmisbaar.
Maar nu de relevantie voor de kunst en het publiek van gewone stervelingen. Ik ga ervan uit dat angst een ieder bekend is. Dus de stelling dat iedere toeschouwer bekend is met het fenomeen lijkt mij gerechtvaardigd. Voor de overzichtelijkheid deel ik het publiek in in twee categorien: zij met fobie-achtige angsten en zij die een trauma hebben geleden, zonder dat zij hierbij de status van patient hebben verworven. De alledaagse fobieen en trauma's dus. De prevalentie van de ziekelijke varianten is over het algemeen zo rond de enkele tot een tiental procenten van de populatie. Dat treft dan extra, want zo kan de kunstenaar wellicht ook nog enig helend werk verrichten. Hoe dan? Vooraleerst als hij met zijn of haar werk een gevoel van verbondenheid weet op te roepen bij de toeschouwer. En voorts ook als hij of zij ook maar iets van exposure effecten in het werk weet te verankeren. Dan zou je al goed moeten zitten. Dat zou als volgt moeten werken: kijker ziet beangstigende voorstelling - kijker (her-)beleeft zijn angst, kijker snapt dat er eigenlijk niets aan het handje is of voelt zich verbonden met lotgenoten - kijker kan gelouterd weer voort.
U zegt het al: daar lijkt iets niet helemaal te kloppen. Ten eerste worden afweerreacties onderschat: wie geen zin heeft om te voelen verdringt de ervaring. En ten tweede is het nog maar de vraag tot wat voor een fraais die loutering wel niet zou moeten leiden. Het is een zeldzaamheid dat mensen door een Aha-erlebnis op het gebied van angst zich in eens bewust zijn van de eigen verantwoordelijkheid ten opzichte van dit gevoel. Laat staan dat zij ten opzichte van hun medemensen die verantwoordelijkheid plotsklaps zouden gaan ervaren en practiseren.
Dat neemt niet weg, dat in mijn opvatting ook kunst, juist kunst, een waardevolle bijdrage kan leveren aan de bewustwording van de mensheid. Waar individuele doorbraken niet uit te sluiten, maar wel sporadisch zullen zijn, is een bijdrage aan de maatschappelijke bewustwording in de geschiedenis toch heel nuttig gebleken. Denk maar aan de weergaloze weergave van mythische angsten door renaissance en barokschilders: zo weten wij wat ons bezig heeft gehouden en nog steeds kennelijk bezighoudt.

En dan nu mijn eigen bescheiden ambities om mensen te raken met wat ik maak. Ik laat u twee producties zien waarbij angst een rol heeft gespeeld.
De eerste is een prent van een bejaard stel, dat zich in een ruimte bevindt die weinig houvast lijkt te bieden. Het perspectief is vertekend. Er is wel uitzicht op een horizon, maar daar heerst een bedriegelijke kalmte van een rollende zee.
De vrouw is verbeten - ik laat in het midden of zij nu zwaait, of zij haar evenwicht op het hoofd van haar partner zoekt met haar linker arm, of dat zij een mep wenst uit te delen. De man is bang, ik hoop dat dat duidelijk is. Als een kind onder de arm van zijn zwaarwichtige moeder, bliekt hij met angstogen de wereld aan. Enige troost voor hem is dat zijn mond zich op haar tepelhoogte bevindt. Ik koester overigens weinig pretenties ten aanzien van dit schilderij, omdat het bij de beoordelingen nog als te onduidelijk van vorm werd gedefinieerd. Het gaat mij hier nu slechts over mijn achterliggende bedoelingen van verbeelding.
Een recenter werk is dat van een sprookje van de gans en de reus, dat nog in wording is. Hier doe ik een appel op gevoelens van weerzin, die dicht bij angst liggen, door het vrouwelijke element als prinses-achtig wezen in een gans te vangen, en het mannelijk element te laten samenvallen met de vorm van een fallus. Mocht het u bij eerste aanschouwing ontgaan zijn: de man zit met zijn vinger in het hol van het toverbeest. Natuurlijk zullen sommigen van u afknappen op de way over the top symboliek die ik kies. Ik verontschuldig mij dan met een beroep op de verwarring van vorm en inoud die ik hier aan de dag heb willen leggen. Bovendien hoop ik dat u zich gesust voelt bij de sprookjesachtige uitstraling van het geheel. Mijn enige doel was de menselijke sexualiteit in een vervreemdend verband te plaatsen. Dat u het maar weet.

Tot zo ver. Ik wilde niemand al te zeer in angstige verwarring brengen. Het was mij weer een genoegen.

Uw kather

dinsdag 9 februari 2010

sorry, jongens, ik moet even wat recht zetten. Dat is overigens niet de reden dat ik op dit godvergeten uur achter de pc zit.
Waar ik in mijn vorige blog Paul Emmelkamp noemde, bedoelde ik Paul Ekman. Beiden hoogleraar, maar er zit wel een oceaan tussen.

donderdag 4 februari 2010

studium generale; gespeelde en echte emoties




Waar ik bij Oscar nog lekker onderuit gezakt kan luisteren naar sprookje, moet ik bij Kester Freriks toch wat meer hersencellen activeren. Dat gaat automatisch: ik vraag mij af of ik een verschil in beleving ervaar bij echte of gespeelde emoties en of dit transponeerbaar is naar een algemene these over het menselijk functioneren in relatie tot getoonde emoties of gevoelens.


Puttend uit eigen ervaring stuit ik op een reeks van bewust herinnerde momenten, die bij mij geleid hebben tot een onderliggende a priori-houding, waarbij ik ressentiment ervaarde als ik een emotie als onecht taxeerde. Ik heb een afkeer ontwikkeld van wat mij niet authentiek overkomt. Of dat nu in direct contact met anderen is, of ten overstaan van uitgebeelde gedachten, gevoelens in een artistieke expressie.


Daar ben ik niet uniek in. Maar: heb ik gelijk als ik stel dat onechtheid tot weerstand leidt. Klopt het dat een gebrek aan authenticiteit automatisch leidt tot het missen van het doel? Prikken we allemaal genadeloos door voorgewende gevoelens heen, of valt ons massaal een genetisch gemanipuleerd oor aan te naaien?


Freriks houdt het erop dat acteurs heden ten dage zich zouden moeten houden aan een combinatie van enerzijds inleving - het daadwerkelijk zelf ervaren van de te spelen emotie - en anderzijds een werkbare afstand houden die ik vertaal met een meta-bewustzijn. Een acteur dient zicht te houden op waar hij of zij mee bezig is, of hij overkomt of niet, en dient vanuit dat bewustzijn vorm, structuur en contouren aan zijn spel te geven. Zou hij dit niet weten te bereiken, dan loopt hij het risico dat het publiek zich buiten gesloten voelt, hij de enige is die de emotie in kwestie ervaart, en niemand er verder wat mee kan. En dat is toch de bedoeling, nietwaar, dat het publiek er wat mee kan. Dat geldt voor de verwachte opbrengst van een duur betaald schouwburg kaartje, maar net zo goed voor het gratis aanbod in musea in het geval de kijker in het bezit is van een museumjaarkaart.


Twee vragen houden mij bezig. Ten eerste: is het zo dat een louter uit eigen beleving geventileerde emotie in al haar heftigheid een toeschouwende omgeving buiten sluit?


En ten tweede: hoe zit het met het zoogdieren-eigen vermogen om zich in te leven in de gevoelens van anderen? Is dat afhankelijk van de meta-positie die de emotie-eigenaar inneemt, van zijn autonome positie ten opzichte van het gevoelde?




Om met de eerste vraag te beginnen: het is een algemeen bekend feit, dat een huilend kind een vrijwel niet te negeren beroep op volwassenen doet om te gaan handelen. Iedereen kent het door merg en been trekkende verantwoordelijkheidsgevoel dat gejammer en gejank, of het nu om iets kleins gaat of om ernstiger zaken, actie vereist. We gaan troosten, we gaan afleiden, we gaan stelpen, we stellen gerust, of we lopen weg omdat we het simpel niet verdragen. Ook dat is een handeling, een reactie. Dus ik ben er niet bang voor om puur vanuit een in mijzelf gevoelde emotie, die mij desnoods overweldigt, die met een heftigheid op het doek geslingerd is, de wereld tegemoet te treden. Er zullen mensen reageren, desnoods zich afkeren. Mijn publiek doet er wat mee, of het er nu wat mee kan of niet. Maar: mocht ik uit zijn op een catharsis bij mijn spectators, dan zou ik meer zelfbewustzijn aan de dag moeten leggen volgens sommigen. De eerder genoemde meta-postitie dus, waarbij ik bewust omspring met vorm, structuur en contouren. Anders zou ik mijn doel wel eens voorbij kunnen schieten.




Dat brengt mij bij mijn tweede vraag: hoe zit het in de gevallen dat mij die metapositie mankeert, dan met het algemene menselijke vermogen om zich in te leven. Ik zoek verhaal bij Rene Kahn, hersenonderzoeker, hoogleraar psychiatrie Utrecht en tegenwoordig ook tv-persoonlijkheid. Zijn acteurskwaliteiten staan hier nu niet ter discussie.


In zijn boek Onze Hersenen, Balans 2006, legt hij begrijpelijk uit, wat dit inlevingsvermogen inhoudt, hoe het ontstaat en waar het toe dient.


Empathie is ons biologisch aangeboren. Later zal ik ingaan op het feit dat empathie niet automatisch leidt tot sympathie.


Het ligt verankerd in onze hersenen en is onafhankelijk van onze bewuste aansturing. Een aantal boeiende wetenschappelijke experimenten toont het bestaan en activeren van spiegelneuronen in onze hersenen aan. Voorbeeld: wereldberoemd aapjes-experiment. Een aapje dat iemand een rozijn ziet pakken, activeert in zijn hersenen dezelfde neuronen als wanneer hij de rozijn zelf zou pakken. En dat zijn dus niet de neuronen die bij visuele waarneming zijn betrokken. Zelfs wanneer wij een veronderstelde emotie niet letterlijk kunnen waarnemen, worden in onze hersenen - de amygdala - neuronen actief die betrokken zijn bij het ervaren van de emotie, alsof wij haar zelf beleven. Da's interessant. Zeker voor mij als beoogd kunstenaar. Want nu kan ik mij met een gerust hart uitleven in mijn eigen gevoel, zonder enige bewuste afstand te creeren, omdat de spiegelneuronen in de hersenen van mijn publiek zich niet laten verloochenen. Zij zullen voelen wat ik voel, zij zullen onstuitbaar worden meegezogen naar de krochten van mijn gevoelswereld, er is geen vluchten meer aan: zij zullen aan mijn macht om gevoelens op te wekken onderworpen zijn. Nou ja, een beetje bescheidener mag geloof ik wel. Laat ik het zo stellen: ze zullen hoe dan ook iets ervaren bij wat ik wens te tonen.




Dan nu die catharsis. Bereik ik dan ook wat ik wil? Wil ik alleen maar een gespiegeld gevoel oproepen, of wil ik ook iets van een loutering bewerkstelligen? Tja, ik zou op Freud kunnen teruggrijpen hoe dat werkt met louteringen. Maar in de wetenschappelijke brei van vermeende bewijzen over hoe de menselijke psyche zichzelf naar een hoger plan werkt, wordt mij slechts duidelijk dat hierover weinig eenduidigs te melden valt. Loutering kent geen wetmatigheden in haar aanpak - wat bij de een werkt, is voor de ander contraproductief. Ik verheug mij opnieuw in de aanlokkelijke vrijheid om iedere vorm, structuur, contour te laten varen, en gewoon die uitingen over de schutting te kieperen die mij invallen. Wie er wat mee kan, wie zich door mijn brouwsels gelouterd voelt, hij zij geprezen! Zoek het vooral dus allemaal zelf uit, en wellicht zult gij ook vinden.




Kom ik op mijn laatste overwegingen. Hoe zit het dan met sympathie en anti-pathie? Want om de hele theater en kunst-recensie-cultuur nu tot nutteloos, althans achterhaald, te verklaren is maatschappelijk waarschijnlijk niet verantwoord.


Ik doe een beroep op Paul Emmelkamp. Eveneens hoogleraar en vooral vorser naar de menselijke mimiek. Hij onderzocht de authenticiteit van menselijke emoties, zoals af te lezen op het gelaat. En zie daar: wij zijn massaal te misleiden! Een schrikbarend groot aantal onder ons, weet een echte glimlach niet van een onechte te onderscheiden. Hoe komt dat? Want volgens Kahn zouden onze spiegelneuronen ons toch de weg moeten wijzen. Dus als wij iets onechts zien - bijvoorbeeld een kloterig uitgevoerde copy van de schreeuw van Munch - dan zouden wij daar verder ook niets bij voelen. Nee, zo werkt het dus niet. Wij zijn beinvloedt in onze waarneming door ons verleden, onze opvoeding, onze cultuur, onze ervaringen. Als wij dus zijn groot geworden in een milieu waarin de geveinsde maar o, zo beleefde glimlach als intrinsiek waardevol werd beschouwd, zullen wij zo'n glimlach ook als echt ervaren. Onze amygdala slaat feiloos emoties en het eraan gekoppelde leerdoel op voor eindeloos herhaalbaar gebruik.


Mocht het dus zo zijn, dat ik in mijn onschuld een volstrekt hysterisch portret produceer, dan zult u zich onontkoombaar ook even zo hysterisch voelen, maar uw sympathie zal ik niet af kunnen dwingen. Noch uw proces tot hoger bewustzijn of iets wat maar op een catharsis wil lijken.


Dat is effe vette pech: ik sta voor de keus of ik mij zal houden aan de conventies die in de wereld van de kunst gelden en die de grondslag vormen voor het al dan niet verkrijgen van een gunstige beoordeling door mijn publiek. Ik ben een illusie armer, dat het eigenlijk geen piep uitmaakt of ik mijn eigen echte emotie of een geveinsd gevoel, met of zonder vorm, structuur en contour weergeef. Ik dacht even vrij te kunnen spelen. Mar helaas: ik moet mij bezinnen. Hoe ik dat doe weet ik nog niet. Ik zal u nader berichten als ik er meer vorm aan kan geven.




Ik besluit met een aantal visuele impulsen, die u wellicht onbewust inspireren tot nadenken-misschien zelfs handelen.