welcome

DIS DEABUS GRATIA







feel free to enjoy



feel free to react















maandag 19 september 2011

romantiek; aan tante truus en oom henk


Beste tante Truus en oom Henk,

 U vraagt waar mijn werk over gaat en wat ik ermee wil zeggen. Welnu, dat laat ik in eerste instantie graag aan uzelf over. Als u kijkt naar wat u ziet, dan zullen u waarschijnlijk taferelen opvallen die alledaagse elementen bevatten, maar die door hun combinatie eigenlijk helemaal niet alledaags zijn. Heeft u dat zelf ook wel eens: dat je je bij iets banaals op een vreemde manier ongemakkelijk kunt voelen? Zelf ken ik dat wel. Dan bekruipt mij een gevoel dat ik in een mij bekende wereld als het ware de weg kwijt zou kunnen raken. En dat wil ik natuurlijk niet. Daarom schilder ik eigenlijk. Om aan te geven wat mij bevreemdt en om houvast te vinden. Maar ik kan mij voorstellen dat dat voor u weer heel anders uitpakt, als u naar mijn werk kijkt.

Ik hoop vooral dat u er even bij stil wilt staan. Dat u de moeite wilt nemen om even na te denken wat de door  mij geproduceerde beelden bij uzelf oproepen. Misschien doe ik u aldus wel denken aan iets wat u ooit geraakt heeft, in positieve of in negatieve zin. Misschien herkent u in de excentriciteit van mijn beelden een situatie uit uw dagelijks leven, waarbij u nog niet weet hoe die te duiden. Ik hoop dat u dan wat aan mijn beelden heeft. Dat ze u mogen helpen om u bewust te worden van al die merkwaardige zaken die u omringen. Dan zou ik al heel tevreden zijn.

 Groeten,

Uw nichtje
PS
bijgaand enkele plaatjes. Deze heb ik niet echt zelf verzonnen; het zijn copieen van stukjes van het Isenheimer Altar, van Matias Gruenewald.Wat vindt u ervan?



vrijdag 16 september 2011

romantiek; integriteit en identiteit

Dames en heren,
tijdens de plenaire beslommeringen van de kunstfilosofie afgelopen woensdag, kwamen een aantal interessante vragen naar voren. Een tweetal daarvan trok mijn bijzondere belangstelling en daarop zal ik hieronder ingaan.
De eerste vraag betrof de eeuwige onzekerheid die sommigen lijden over een al dan niet terechte toepassing van het predikaat subjectief op de wereld van de kunsten. Deze kwestie intrigeert mij, omdat zij mij uitdaagt tot bezinning en stellingname omtrent  zoiets essentieel menselijks als subjectiviteit.
De tweede vraag handelde over de legitimiteit van de veronderstelling dat hedendaagse kunst zich in een deplorabele identiteitscrisis bevindt. En dit probleem trekt mij tot zich aan vanwege allerhande persoonlijke herkenningspunten en de toepassing daarvan op algemene fenomena die eveneens onlosmakelijk bij de mensheid schijnen te horen.

Is kunst subjectief?
Het eerste dat u zich hierbij kunt afvragen is hoe de term subjectief hier bedoeld wordt. Gaat het hier om de alledaagse betekenis, zoals weergegeven in de Wikipedia:
Subjectiviteit houdt in het persoonlijk oordeel of de persoonlijke zienswijze van een individu, betrekking hebbend op of uitgaand van de persoonlijke zienswijze of smaak.
Zo wordt bijvoorbeeld iets wat men uit eigen ervaring heeft meegemaakt als subjectieve ervaring aangemerkt. Dit zal vooral zo zijn als er anderen zijn die onder dezelfde omstandigheden niet hetzelfde hebben ervaren.
Ook wanneer een aantal mensen iets heeft waargenomen of heeft ervaren dat niet door andere mensen kan worden waargenomen (bijvoorbeeld een  mistieke ontmoeting met uw god, kl) wordt dit als een subjectieve ervaring beschouwd.
Of hebben we het hier meer over de filosofische invulling van het begrip subjectiviteit:
Wel dient de woordenboekbetekenis (waar het begrip "subjectief" enigszins een relativerend karakter heeft) goed onderscheiden te worden van de filosofische betekenis, omdat men er in de filosofie in het algemeen naar het kennende ik mee verwijst (en zijn bewustzijn). Waarheid en subjectiviteit zijn dus niet per definitie tegenstrijdig aan elkaar.Wederom volgens de Wikipedia.
U zult  het al wel voelen aankomen: het gaat hier in het boven aangehaalde kader der kunstfilosofie uiteraard om de laatste betekenis.
Daar kunnen wij uit dezelfde bron nog aan toevoegen:
Subject (van het latijnse subicere, subiectum, als vertaling van het griekse hupokeimenon of hypokeimenon) betekent letterlijk het ondergeworpene, het onderliggende. Door Aristoteles kwam het begrip in gebruik in de zin van substantie, dat is de wezenskern van het ding, datgene wat blijft bestaan onder wisselende omstandigheden.
Ná de 17e eeuw kreeg het echter een totaal andere betekenis; het werd het psychologische of epistemologische ik: datgeen wat aan de bewustzijnstoestanden ten grondslag ligt. Het denkende ik, het subject, wordt dan onderscheiden van het niet-ik ofwel het object. Dit object is een voorwerp, ding, zaak, entiteit of wezen, en kan van materiële of onstoffelijke aard zijn.
In filosofische zin is een subject een "zijnde" dat subjectieve ervaringen of relaties met een andere entiteit (of "object") kan hebben. Een subject is de waarnemer, terwijl een object naar het waargenomene verwijst.
Nu zullen de kenners onder u wellicht weten, dus mogelijk vermeld ik het hier ten overvloede, dat de romantici (grofweg vanaf 1850 tot pak hem beet 1890) programmatisch het subjectivisme propageerde. Wat bedoelden zij daar dan weer mee? De romantici gingen er vanuit dat het individu onderdeel is van het al. Jawel. Dus wie last had van identiteitgerelateerde spanningen behoefde slechts een blik te werpen op diens omgeving, zich er even geestelijk mee te verbinden, een spirituele connectie zeg maar, en opgelost was het probleem. Men kon naar believen voort op het pad des levens als zijnde een geheel met de bakstenen muren die hem of haar omgeven, maar evenzogoed ook met het blauwe uitspansel dat tot ongekende verten reikt. Over identiteitsproblematiek straks meer.

In de zin dat de romantiek haar sporen in de hedendaagse kunst heeft na gelaten, kunnen wij ons dus afvragen, of wij kunst (wat is dat eigenlijk?) nog immer als subjectief ervaren. Ik richt mij voor het gemak alleen even op het kunstonderwijs. Ten eerste omdat ik mij daar zelf vrijwillig aan ten prooi stel en ten tweede omdat in de opleiding vaak de ware geest van de beroepsgroep merkbaar wordt. In het gezellenstadium worden wij onderworpen aan allerlei expliciete en impliciete moetens die - of wij dat nu willen of niet - onze beroepshouding zullen bepalen. Is kunst(-onderwijs)  (nog) subjectief te noemen in kunstfilosofische zin?
Als wij het hebben over de wijdverbreide ervaring onder studenten, dat wat een docent tegen de een zegt, bij de ander in omgekeerde versie te berde kan worden gebracht, is er sprake van subjectiviteit in banale zin. Er is volgens sommigen van mijn collega's een schrijnend tekort aan een eenduidige koppeling tussen normen en cijferwaardering. Maar: in dit geval zou ik niet willen spreken van subjectiviteit in kunstfilosofische zin. Dit riekt, voor zover er al sprake van is, eerder naar willekeur. Sterker nog: een docent die een voorkeur heeft voor een bepaalde student en daarom diens prestaties hoger waardeert zonder dat daar objectieve gronden voor aan te wijzen zijn, is een alledaags verschijnsel waarin de wereld van de kunst zich niet onderscheidt van overige beroepsgroepen. Menselijke sym- en antipathieen zijn nu eenmaal ingebakken; normenstelsel kunnen in theorie eenduidig zijn, maar bij menselijke toepassing komt er die speciale twist bij kijken, dat tikje onregelmatige van zuiver handwerk.
Is er in de kunstwereld en in het dito onderwijs dan helemaal geen sprake van enige objectieveerbare systematiek waarmee zowel de intimi als de relatieve buitenstaanders het proces en haar producten benaderen? Eerlijk gezegd weet ik het niet. Maar ik zou dit natuurlijk allemaal niet opschrijven als ik niet een bepaald vermoeden had. En dat is, dat als er onderzoek naar gedaan zou worden, in mijn beleving waarschijnlijk tamelijk inerte waarden getraceerd kunnen worden die de kunst en haar makers bewegen. Een van die waarden zou bijvoorbeeld kunnen zijn: gij zult vernieuwen; een typisch post-modernistisch dogma. Een andere waarde zou kunnen zijn: weest expressief over wat u van binnen beroert, lukt dat niet weest dan geniaal. Kijk, hier klinken twee romantische paradigma's door. Maar dan wel levend in de huidige tijdgeest en diens uiterlijke verschijningsvormen. Conclusie ten aanzien van de eerste vraag die mij bezighield, is dan ook - zij het op basis van vermoedens - dat kunst best wel objectief te noemen is. Dan weet u dat weer. Gaan wij naar de tweede vraag.

Verkeert de hedendaagse kunst in een identiteitscrisis?
Als wij op deze impliciete stelling het romantisch programma los laten, dan zou dit een onmogelijkheid inhouden. Immers: kunst is subjectief in filosofische zin, dus zoek een object waarmee je samen wenst te vallen en je hebt weer houvast. Toch kan ik niet ontkennen dat velen het over een identiteitscrisis hebben als zij over kunst van vandaag de dag filosoferen. Op zich vind ik dat een gevaarlijke benaderingswijze: dit soort negativiteit gaat gemakkelijk een eigen leven leiden, en als je op school al te horen krijgt dat je je in een crisis bevindt dan wordt het er niet makkelijker op om eigenwijs je integriteit te bewaken of daar zelfs maar marginaal in te geloven.
Ik vraag mij trouwens ueberhaupt af of het wel zo terecht is om van een dergelijke crisis uit te gaan. Ik heb veel meer het idee dat onzekerheden net zo ingebakken zijn in de kunst en haar beoefenaars als bij andere economische partijen. Hoewel. Daar zou misschien toch een punt te maken zijn, door de depressieve pessimisten die graag denken dat het echt de verkeerde kant op gaat. Want kunst is dan wel een economische marktpartij, het beeld bestaat dat wij vooral van subsidies leven en verder eigenlijk tot weinig in staat zijn. Net zo'n soort vooroordeel als dat over ambtenaren bestaat (lui, maar duurbetaald). Maar van die ambtenaren snapt iedereen, inclusief de ambtenaren zelf, dat we als maatschappij toch niet onder hun bestaan en in stand houding uit kunnen, dus een echt legitimatieprobleem heeft de vierde macht niet. Ik bedoel: het is vanzelfsprekend dat het overheidsapparaat er is en dus wat kost. Bij de kunst is dit nu wel anders. Onder invloed van genoemd vooroordeel, onder invloed van populistische praktijken, huldigen velen (vaak bij de borrel) het stanpunt dat kunstenaars uitvreters zijn. Ze moeten dus wel heel erg goed zijn om bestaansrecht, lees een economisch marktaandeel, te kunnen verwerven. De identiteitscrisis die velen menen te diagnostiseren is in mijn ogen dan ook niet meer dan een legitimatie-eis die hoger is dan bij andere sectoren. Is dat erg? Nee, als we daar wijs mee omgaan, een goede pr of zoiets, dan hoeft er niet veel aan de hand te zijn. Er zullen wellicht lieden zijn die het aan communicatieve vaardigheden ontbeert en die daardoor tegenover een tante Truus moeilijk kunnen duidelijk maken, wat het belang is van hun werk. En er zijn inderdaad een hoop van dergelijke tantes, die misschien nog wel enige belangstelling voor de kunst aan de dag kunnen leggen, maar die zich niet echt willen verplaatsen in de belevingswereld van de makers. Dat kan tot opgekropte onrechtvaardigheidsgevoelens leiden. Het voordeel daarvan is dan weer, dat dit een mooie impuls kan zijn voor romantisch-dramatische expressie; weer een prachtig kunstwerk dus. De beroepsgroep van de medici heeft met een soortgelijk gegeven te doen: dokter, ik hep pain aan me hart, het komp van de chlorestorol, ik mot statines hebbe. Zelluf uitgevonden op internet. Maar denk maar niet dat die artsen daarvan wakker liggen; die worden er nog ietsjes arroganter van en doen ondanks dat hun best om zo goed mogelijk met de zieke te communiceren.
Leidt de verhoogde legitimatie-eis tot een identiteitscrisis? Ben je gek, het lijkt mij eerder een aanleiding om je extra bewust te zijn van je identiteit als je hem nadrukkelijker moet verdedigen. Is er dan iets bijzonders aan de hand met al die angstige kunstenmakers die zich toch behoorlijk ellendig voelen in het huidige politieke klimaat? Nee hoor. Het enige probleem dat zij hebben is dat zij niet goed begrepen worden. Dat klinkt bekend, nietwaar: het romantische beeld van de onbegrepen doch geweldige kunstenmakerd. Dat komt enerzijds door de taal die zij onderling en in interactie met de buitenwereld bezigen. En dat komt anderzijds doordat moderne kunstenaars, in navolging dus van de romantici die hen voorgingen, veelal ernstig in de krochten van hun ziel afdalen om tot een overtuigende schepping te komen. En ik zei het al: degenen die dat niet kunnen of er niet voor over hebben doen gewoon geniaal. Dat niet-begrepen-zijn maakt kunst al sinds tijden lang zo noodzakelijk. Kunst is in mijn opvatting dan ook bij uitstek die tak van sport waarbij het soms letterlijk uit je tenen moet komen. Dat kun je van een gemiddelde ambtenaar over het algemeen toch niet zeggen. Geloof me, ik ben er zelf jarenlang een geweest.
Conclusie ten aanzien van vraag twee is dan ook, dat er in het geheel geen sprake is van enige identiteitscrisis in de kunt what so ever. Dat we bovendien op moeten houden onszelf dat aan te praten. En dat we hooguit wat meer dan andere participanten in het maatschappelijk gekrakeel, wat meer aan innerlijke bezinning doen.
Wacht even. Bij nader inzien, ik kijk nu even om mij heen en ga na met welke kunstenaars ik mij volomen bezonnen kan identificeren, trek ik die laatste conclusie weer in. Lang niet alle kunstenaars, zowel de ons reeds ontvallenen als de nog actieven, leiden een zich immer verdiepend bestaan. Sommigen blijven daadwerkelijk hangen in de verdrietige constatering dat ze zich onheus bejegend voelen. De slotsom zou daarom moeten zijn dat kunstenaars in geen enkel opzicht afwijken van gewonen mensen. Ook niet qua onzekerheden.

maandag 5 september 2011

romantiek


Geacht publiek,
ik dacht, ik laat weer eens wat van me horen en zien. In dit geval is de aanleiding een opdracht voor kunstfilosofie. Een verhandeling in ca. duizend woorden over mijn kunstenaarschap in relatie tot de romantische erfenis en de hedendaagse afbraakpolitiek. Zie hier het resultaat in de vorm van een filmpje. Afluisteren met boxjes, dan hoor je het beter.
Tot genoegen,
uw kather