welcome

DIS DEABUS GRATIA







feel free to enjoy



feel free to react















zondag 25 maart 2012

waarneming; formalisme

- Kut. Mijn haar zit niet.., Ard strijkt gerergerd over zijn hoofd. Het lijkt godbeterhet wel een vormloze pudding.
- Cut it off, Pars heeft geen consideratie met het soort gezanik dat zij nu verwacht.
- Wie zegt trouwens dat het niet zit, of staat. Of ligt, of valt, vraagt ze.
- Ikzelf natuurlijk, antwoordt Ard, nog steeds vertwijfeld.
- Ah! veert Pars op, nou heb ik je! Jij denkt misschien dat je hier zelf de grote geest achter de norm bent, maar ook jij spiegelt je nu aan een opvatting over wat wel of niet de juiste vorm is voor een kapsel van heren van jouw leeftijd. Niks zelf verzonnen dus, gewoon impliciet kuddegedrag.
- Wat mankeert haar nou weer? mompelt Ard.
- Mijn haar niets..Ik ervaar slechts een relatie tussen jouw relatie met je spiegelbeeld en het formele denken in de kunst.
- Amuse me.
Pars pakt de uitdaging aan en schikt zich wat gemakkelijker in de vormloze zitzak in de studio van Ard.
- Waar jij je druk maakt over de vorm van de dag, al dan niet een bad-hair-day, deden denkers in de kunst dat sinds het begin van de twintigste eeuw over de formele kracht van schilderijen, muziek, literatuur en zo..
- Mja. Waar wil je heen? Ard draait een streng rond zijn middelvinger tot een enkelvoudige spiraal en loopt weg van de spiegel naar Pars.
- Even voelen..
Pars tikt de hand van Ard weg.
- Hou daar mee op. Zo raak ik de draag kwijt..
- ...en je was net zo lekker in vorm om mij te tackelen..
- Het formalisme gaat uit van een zelfwettigend vermogen van de kunst, toch?
- Check.
- Een zichzelf legitimerend kunstwerk is een vorm van personificatie, right? En zolang kunstwerken niet zelf letterlijk het woord kunnen nemen, moeten we in deze personificatie een projectie van de geest van kunstenaar, kijker of kenner zien. Deze drie stammen gaan uit van een intrinsieke norm, in het kunstwerk zelf gelegen, om te kunnen bepalen wanneer het al dan niet goed is. Maar mijn punt is: dat doet niet het kunstwerk in kwestie zelf, dat doen zij. Kunnen zij ook alleen.
- Check. Ard slaat een sluike lok achterover.
- Dat kan dus niet!
- O..Ard haalt de lok weer naar voren en kijkt Pars door de tralies van zijn haren aan.
- Hoe kun je nou spreken van autonomie als de term in het geval van het formalisme letterlijk verwijst naar een rechtvaardigingsgrond, een legitimatie van het bestaan van het kunstwerk in kwestie die in de geest van omstanders ligt?
- Ik vraag mij af of dit wel zo zinvol is voor mijn geestelijke gezondheid..
- Precies! Dat bedoel ik nou. Of het nou de maker, of de kijker of de criticus is, uiteindelijk wordt ergens daar, in die koppen, bepaald of men vindt dat het gemaakte er met recht mag zijn. Niks intrinsieke norm dus. Zodra het formalisme zich moet beroepen op de effectiviteit van kunst in de zin van ontroerend, tot nadenken stemmend, dan wordt de zeggingskracht dus niet meer bepaald door de kracht van de vorm an sich, maar door het effect dat die vorm teweeg kan brengen op de omgeving. Intrinsiek moet je relateren aan de omgeving. Ik wil een stap verder gaan: intrinsieke legitimatie van de kunst bestaat gewoon niet. Het is altijd gekoppeld aan een bekend of verondersteld waardensysteem. Anders hou je een betekenisloze personificatie over. Anders krijg je de simpele stelling dat iedere vorm zichzelf legitimeert en er dus mag zijn en verliest de theorie van het formalisme haar zeggingskracht.
- Wat denk je, zal ik het knippen?
- En bovendien, draaft Pars verder, bovendien is juist het normatieve van het formalisme bij uitstek de ontkenning van de intrinsieke kracht. Ieder moeten wordt van buitenaf opgelegd, luister je wel, dus zodra ze gaan roepen dat alleen de vormen tellen, vraag ik mij af wie dan de teller bedient. Ergens daar buiten dus.
- Of verven?
- Ik zie wel wat in een formalisme zonder die normatieve pretenties. Een instrumenteel formalisme zeg maar. Dan hoeft het geen isme meer te heten, maar hebben we het gewoon over formele kenmerken van kunst. Het kunnen begrijpen, niet beoordelen dus, van een kunstwerk aan de hand van formele, vormgerelateerde kenmerken. Zoals de morfologie van Woelflinn. Maar bij  hem vraag ik mij ook af of het doel waarvoor hij zijn systeem heeft ontwikkeld, namelijk het mogelijk maken van vergelijkingen in de kunst, niet weer onmiddellijk de deur openzet voor normering, voor denken in goed en slecht, voor externe factoren. Als ik op basis van formele kenmerken een afrikaans masker met rastastaartjes kan vergelijken met een zoutvat van Alessi, kan ik ook een mening vormen over wat er uit die vergelijking komt..
- Invlechten? Heb ik nog nooit geprobeerd...
- De formalisten spreken hun eigen gedachtengoed tegen door het normatieve karakter van de theorie en daarnaast ontkennen ze dat de mens een reflectieve aard heeft. Hier down to earth staat niets op zichzelf, maar alles in relatie tot de omgeving.
- Ok. Relatie tot de omgeving. En hoe verhoudt jij je dan tot mij op dit moment? Ik heb toch een serieus issue met die kop van mij. Ik zou het fijn vinden als je even meedenkt.
- Ik denk na, zeikerd. Laat me nou even. Hanslick loopt in diezelfde valkuil. Hij zegt dat muziek niets hoeft na te bootsen om tot de verbeelding te kunnen spreken. Daar doet hij twee dingen: ten eerste normeert hij muziek naar de mate waarin zij tot de verbeelding spreekt. Dat wordt dus per definitie extern bepaald in het gemoed van de luisteraar en niet intrinsiek in de compositie itself. En ten tweede is verbeelden een afgeleide van nabootsen, waarmee hij zijn eigen stelling ondergraaft dat nabootsen nu juist niet essentieel is voor de waardering van muziek. Klopt dus allemaal geen hout van..
- Houten kralen misschien...
- Om het formalisme tot realistischer proporties terug te brengen, denk ik dat we naar een onderscheid tussen vrije en gebonden vorm toe moeten. En dan zeg ik je op voorhand al dat in wezen ook de vrije vorm een indirecte binding kent met herkenbare, voorgeprogrammeerde, subliminale, archetypische vormen in ons onder- , midden- of bovenbewustzijn.
- Onderlagen korthouden zou ook nog kunnen...
- Cezanne hield zich in mijn beleving bezig met de gebonden vorm. Hij bestudeerde zijn appels om tot de essentie van die vorm te geraken. Dat is Platoons. Alsof hij zocht naar de ultieme manifestatie van het idee appel in zijn uiterlijke verschijningsvorm. Ook Bell-Fry grijpen naar de metafysica om hun begrip significante vorm te kunnen verklaren. Als een vorm verwijst naar een algemeen erkend concept en dat treffend weet te benaderen, denk aan mimesis, ha!, dan vinden zij dat kunst geslaagd is. Hun denkfout is dat ze dat toeschrijven aan louter vormen. Neen, heren, dat heeft dus te maken met de verbeeldende, mimetische kracht van die vormen op een archetypisch niveau. Niets formele ideeenwereld, gewoon een treffende gelijkenis door middel van abstractie. He, dat is eigenlijk wel grappig, gelijkenis door abstractie...
- Ik heb geen idee..
- En dan hebben we nog een Brancusi. Zijn bekendste, wereldberoemde object wordt zo gewaardeerd vanwege associaties die een treffende gelijkenis veronderstellen met het concept beweging. Al dan niet in combi met het concept vogel. Een schijnbaar vrije vorm dus, die zich gedraagt als een indirect gebonden vorm. Het beestje heeft zelfs ook de naam Bird in space. Dat was niet nodig geweest als de vorm zichzelf al volledig legitimeerde. En ook al had Brancusi die naam achterwege gelaten, dan nog is het de verbeelding die waarde hecht aan het object. Formalisme rammelt.
- Ik ook. Wil je een rondo?
- Maar het is ook weer niet zonder betekenis. Dankzij het formalisme heeft abstactie zich verankerd in de schilderkunst. Hoewel..Rembrandt en Frans Hals nog veel meer, die abstraheerden al nadrukkelijk. Ik denk dat de grootste bijdrage van het formalisme is, dat het juist de kunstkijker in plaats van de kunstenmaker bewust heeft gemaakt van diens autonomie. De kijker wilde niet meer weten wat bedoeld is, of waaraan gedacht moet worden. De kijker maakt zelf wel uit wat hij ergens in ziet en daar vervolgens van vindt. De kijker geeft zelf wel betekenis aan wat hij of zij waarneemt. Het is wel opmerkelijk dat de formalisten zich dat niet goed realiseren: dat ze een theorie over loutere vorm hebben ontwikkeld die alleen nog van het kunstwerk zelf uit wenst te gaan, maar die juist de vrijheid van de kijker bevestigt. Formalisme dacht niets met de kijker te maken te hebben, maar heeft hem in wezen in zijn autonomie bevestigd. Dat maakt het beoordelen van kunst aan de hand van formele kenmerken altijd verdacht. De geactiveerde waardenpatronen van de beoordelaar worden al dan niet bewust getriggerd bij diens uitspraken over lineariteit, picturale kwaliteit, palet, noem maar op.
- Ik ben eruit. Ik laat het gewoon zoals het is. En dan nu, let's...?
- No way.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten