welcome

DIS DEABUS GRATIA







feel free to enjoy



feel free to react















vrijdag 19 november 2010

J.W.Waterhouse











Wiens dochter ik ben weet ik niet. Ik kan zijn van Hekate, maar ik ben te zeer verdwaald om haar met zekerheid mijn moeder te noemen.

Mijn vader zou Helios zijn. Maar ook zijn aandeel in mijn bestaan is twijfelachtig, omdat ik mij al te zeer met duisternis verbonden voel.


Ik kan u ook niet zeggen waardoor ik mij meer en meer overgaf aan de kracht van het kwade. Jawel, teleurstelling wekte uiteindelijk mijn woede, mijn niet te stuiten razernij. Toch kan ik dat niet rijmen met mijn goddelijke afkomst, mijn magisch bestaan. Zo aards ben ik toch niet!

Ik moet het toegeven: hunkerend naar verbondenheid, naar een alles verklarende, alles omvattende verhouding der dingen, zocht ik de liefde bij aardse mannen. Spijt heb ik niet. Maar wat het mij gebracht heeft is de sleutel van de kamer waar het gif, waar de gal en de haat hoog opgetast liggen.

Ik zal u vertellen hoe het mij vergaan is.
Odysseus voer langs mijn land in de zee. Aeaeia rilde onder de zware golven die de vloot op mijn kust teweeg bracht. Ik stak mijn neus in de wind en snoof de steeds sterker wordende flarden van muskus op. Mijn hart kneep samen, mijn brein strekte zich als bereidde het zich voor op de val die ik zou gaan zetten. En onder mijn buik kondigde klokgelui de intocht van vers vlees aan.
De ploert Eurylochos ging op bevel van Odysseus aan land. Verkenners bereikten mijn hol, en troffen het vuur nog half smeulend onder een everbig.
Met een royaal gebaar overtuigde ik hen van mijn gastvrijheid. En met de gulzigheid waarmee ze mijn wijn dronken veranderde ik hen in de varkens die ze al waren. De ploert had me door! Hij waarschuwde zijn leider en samen dwongen zij mij om ongedaan te maken wat ik had aangericht. Hermes heeft hen geholpen; hem krijg ik nog wel. Ze feestten nog een jaar bij mij, maar zwanger werd ik er niet van. Ik spuugde ze uit op het strand en zag ze met lede ogen vertrekken. Ik was weer alleen.

Tot Picus mij riep, om gebruik te maken van mijn gaven. De koning van Ausonie had zijn oog laten vallen op Canes. Die domme nymph met haar verduivelde gezang. Hij vroeg mij hoe het met haar aan te leggen. Ik viel voor de wanhoop in zijn ogen, het verlangen in zijn stem. Mij zul je dienen, mij zul je toebehoren, wees ik hem aan, maar hij weigerde. Godverdomme, hij weigerde! Een specht zul je dan zijn, een specht die zijn leven lang met zijn kop moet slaan om onderdak te vinden. Gek zul je worden, van je eigen lawaai en de pijn in je hoofd. Maar Picus' vrienden kwamen hem te hulp. Zij dwongen mij de waarheid prijs te geven, maar kenden mij niet goed genoeg. Ik veranderde allen in beesten, druipend van gif, badend in het zweet van de bijslaap.
Over Canens kan ik kort zijn: zij stierf aan de Tiber terwijl zij haar laatste gezang uitstiet. Zelf bleef ik alleen achter.

Ook Glaucus dacht ongestraft van mijn macht te profiteren. Hij verloor zich in Scylla, de hoer van de zeestraat. Ik wil je hebben, ik, met mijn goddelijke lijf, mijn grootse brein. Maar je luisterde niet, je dacht dat je het beter wist, je dacht je eigen gang te kunnen gaan. Was je in onschuld, schoft, ik verander je wijf in een hond met zes koppen. Nee! Een vis zal ze zijn, met een slijmerige staart. En rijen met vlijmscherpe tanden gun ik haar, zodat ze je tong zal rafelen als je de zure honing in haar mond likt. En dus goot ik het gif in de baadplaats van Scylla. Tot het einde der dagen zal zij schepen misleiden, samen met haar gulzige zus Charybdis. Tot het einde der dag zal ik mijn eenzaamheid lijden.

Waterhouse heeft naar alle waarschijnlijkheid de laatste variant van de mythologische vertellingen over Circe gebruikt als inspiratie voor zijn schilderij Circe Individuosa, zie foto. Hij was gebiologeerd door de vrouwelijke sexualiteit. In de tijd dat hij dit schilderij maakte (1892), was sprake van een groeiend zelfbewustzijn bij vrouwen. De mannelijke suprematie was niet langer vanzelfsprekend. Met de nieuwe eisen die vrouwen gingen stellen, bijvoorbeeld een bevredigend sexleven, werden veel mannen in verlegenheid gebracht. De spanning die dit bij Waterhouse heeft opgeroepen is ook terug te vinden in doeken zoals De Sirene, 1900 en Odysseus en de sirenen, 1891. (zie foto's)

Op het doek De Sirene geeft Waterhouse zijn eigen dubbelzinnige houding tegenover de groeiende vrouwelijke autonomie prijs. We zien een gespierde man, die ten prooi lijkt te zijn gevallen aan een sirene. Maar zij zingt niet: zelfs haar blik kon al dodelijk zijn. En bovendien heeft de getoonde macho ook een aantal voor die tijd vrouwelijke kwaliteiten: een oorbel en lang golvend haar. Verder valt op dat de suggestie van een scheepsramp wordt gewekt met de half vergane mast, maar de zee is nogal kalm. Kortom: Waterhouse koos de enige juiste weg voor zijn vertwijfeling: een prachtig schilderij.

In het schilderij Odysseus en de sirenen laat Waterhouse zien hoe de zeeheld Odysseus de dodelijke lokroep van de sirenden weet te weerstaan. Hij laat de bemanning was in hun oren doen, en laat zichzelf vastbinden aan de mast, zodat de sirenen in hun kwade bedoelingen nutteloos zullen zijn. Het verhaal wil echter, dat het de heks Circe is die Odysseus van deze wijsheid voorziet. Door eerst het doek Odysseus en de sirenen te schilderen in 1891 en een jaar later Circe Individuosa, legt de schilder een verband tussen de twee schilderijen. Hij geeft daarmee prijs dat hij de kracht en de macht van vrouwen hoog acht en dat zij hem inspireren tot vakmanschap. Een vakmanschap dat hij op ander vlak wellicht te kort gekomen kan zijn...

Omdat ik zelf natuurlijk ook ruimschoots nadenk over het tekortschietende mannelijk vermogen, deel ik graag met u mijn nieuwste geval. Het betreft hier een soort van schutterstuk (geschutter, u kent dat wel), dat is geinspireerd op een aantal grote rennaissance schilders. Net als bij Waterhouse verbind ik erotiek, water en dood met elkaar. Maar veel meer wil ik er toch niet over kwijt. U ziet zelf maar. Overigens meet het doek 150 x 200. Ik onderzoek momenteel het grotere formaat. Niet dat dat iets speciaals zou betekenen, of zo.

Tot zover; wordt vervolgd.


uw kather

zaterdag 6 november 2010

J.W.Waterhouse











Na enige radiostilte pak ik de draad weer op. Om me te wijden aan een opdracht voor kunstgeschiedenis: herinterpreteer een meesterwerk uit de 20e eeuw.

Tijdens de les vernam ik dat de tijdsmarges ruim zijn: eind 19e eeuw mag ook.
In eerste instantie koos ik voor Psyche opent het gouden kistje, van J.W. Waterhouse (1849 - 1917). Eigenlijk is dat niet mijn favoriete werk van Waterhouse, maar het doek is wel van na 1900. Omdat ik kennelijk wat verder mag kijken dan de strikte aanwijzingen in de titel van de opdracht, kies ik nu liever voor Circe Individiosa: Circe giet gif in de zee, uit 1892.
Het lange, verticale formaat spreekt mij aan. Het benadrukt volgens kenners het boosaardige karakter van de heks Circe. Ook het verhaal zelf vind ik boeiend: een zeegod weigert zijn geliefde te verlaten en wekt daarmee de woede van Circe. Hoe valser hoe beter, denk ik dan. In ieder geval ik beeldende zin.

Wat mij namelijk aan Waterhouse opvalt, is dat zijn portretten weliswaar een fenomenale techniek verraden en een breed, rijk kleurenpalet tonen, maar desondanks opvallend gelijkvormig zijn. Zie afbeelding: De Decamarone, 1916.
Nu hoeft dat op zich geen belemmering te zijn om een schilder te waarderen - we doen ten slotte allemaal toch zoveel mogelijk waar we goed in zijn. Maar waar het mij hier om gaat, is dat Waterhouse uiterst beperkt van minime aanwijzingen voor een onderliggende gevoelswereld van zijn vrouwen gebruik maakt. Aanmatigend, ik weet het. Toch wil ik me wagen aan een herinterpretatie, waarbij ik de ambitie heb om de bedoelde minimal cues voor een geestesgesteldheid te onderzoeken en te tonen.
Natuurlijk: Waterhouse legt een sterke dramatiek en spanning in zijn werk. Dat hij zich daarmee terecht onderscheid als meester van zijn tijd waag ik niet ter discussie te stellen. Het gaat mij meer om de inpassing van deze meester in het leertraject dat ik voor mijzelf heb bedacht: ontwikkelen van voldoende technische vaardigheden om minimal cues tot uitddrukking te kunnen brengen, met als achterliggend doel om transities of overgangen in een menselijk bestaan te belichten.

Waarom nu juist Waterhouse, een lange tijd vergeten schilder uit het eind van de 19e en begin van de 20e eeuw?
Wat is er dan zo meesterlijk aan zijn werken dat het een copy en een herinterpretatie conform de opdracht rechtvaardigt?
Allereerst merk ik op, dat de schilder bekend stond om zijn boeiende, theatrale uitstraling van zijn doeken, zijn betrokkenheid bij belangrijke onderwerpen uit zijn tijd en zijn uitmuntende vakmanschap. Een meester dus. Daarnaast wordt hij gekenmerkt als pre-rafaeliet. Deze groep schilders streefde naar een breuk met de academische regels. Zij besteedden veel aandacht aan natuurgetrouwe weergave van details, gebruikten levendige kleuren, en bestudeerden onder meer literaire onderwerpen. Voila: een club om van te likkebaarden. Ook mij word wel verweten dat ik literair te werk ga in mijn prenten. En hoewel ik nu nog gehinderd word door een relatief ernstig gebrek aan techniek, ben ik zonder meer bereid om mij wat kunsten eigen te maken. Ik klim bij voorkeur graag op de schouders van degenen die een zuiverheid van weergave, idee, palet en relevantie nastreefden. Als ze nog zouden leven, zouden ze me waarschijnlijk uitlachen, maar dat kan mij niet schelen.
Waar de prerafaelieten bijvoorbeeld een nauwe associatie legden tussen water, vrouwen en verdrinking, ben ik met dezelfde associaties aan de haal gegaan in bijgaand getoonde werken van recente datum. Ik hoop van harte dat de kijker enig begrip kan opbrengen voor de moeite die ik heb gedaan om minimal cues in te vliegen. Ik hoop eveneens van harte dat de lezer van dit alles de humor kan inzien.

Wat was er dan zo vernieuwend aan het werk van Waterhouse dat hij kennelijk nu nog de moeite van het volgen waard is?
Zoals gezegd wordt Waterhouse wel ingedeeld bij de pre-rafaelieten, en wel de tweede lichting. Deze schilders wierpen de academische regels, die zij verbonden met de renaissance-schilder Rafael, van zich af. Zij zochten het goddelijke in de schilderkunst door zich toe te leggen op zuivere, natuurlijke waarneming. Een dergelijke houding is niet nieuw, zoals zo vaak herhaalt de geschiedenis zich ook in dit opzicht. Ironisch genoeg kan zelfs van de academisten gezegd worden, dat zij zochten naar de meest zuivere waarneming en dat zij inspiratie vonden in de grote verhalen uit de geschiedenis.
Het nieuwe van Waterhouse wordt wel gezocht in het feit, dat hij in afwijking van de pre-rafaelieten niet de nauwgezette schildertechniek toepaste, maar juist aansluiting zocht bij de Franse schilderkunst uit die tijd, met een veel lossere toets. Zie afbeelding van De magische cirkel, 1886. Hier is de losse manier van schilderen goed te zien. Heel concreet werd deze manier van schilderen bereikt door het gebruik van een platte kwast; een techniek die overgenomen was van de Franse schilders. Hoe grappig, dat de Londonse Royal Academy of Art het gebruik van dergelijke kwasten absoluut not done vond.

Tot zover mijn eerste bespiegelingen op weg naar een nader onderzoek van Waterhouse. Graag tot later!

uw kather