welcome

DIS DEABUS GRATIA







feel free to enjoy



feel free to react















woensdag 28 april 2010

studium generale; claus egger sorensen over eric gill


zoek

onder mijn pij

krab mijn baard


want ik zoek jou

wil dat je komt

opdat ik feiten vergaar


hoe

te houwen mes

geslepen

voor de ware
uiterste

en nog veel verder dan dat


kans

om te kennen

wat geheim was


zal worden van

mijn zalig

lid tot meester van dit kind


is

alles om mij

ik en de kunst


want jij mijn kind

weet toch niet

beter

studium generale; daniel van der velden en bestuurlijke invloed


Daniel van der Velden is ontwerper en denkt na over de ontwikkeling van stedelijk gebied. Hij zoekt naar het, een verband tussen de hedendaagse netwerkmaatschappij, bestuur en design.

Als introductie toont hij een film van een aanstaand PVV-bestuurder in Almere, die zijn ideeen ventileert over hoe om te gaan met veiligheid in deze profane groeikern. 15% van de ambtenaren zouden ingeruild kunnen worden tegen nieuw te installeren stadscommando's, die ons zouden moeten beschermen tegen alle gevoelens van sociale bedreiging. Strak plan, goed overzichtelijk, militair strategisch, maar of dit nou zo goed doordacht is?

Veronderstelde integratieproblemen worden tot hun proporties teruggebracht, als je je realiseert, dat slechts vier procent van de Nederlandse bevolking behoort tot de als bedreigend ervaren Marokkaanse of Turkse gemeenschap. Verklaring voor de aanmatigende opstelling van PVV-politici zou kunnen liggen in een door angst gecultiveerde onwetendheid.

Nu hebben volgens van der Velden niet zo zeer de politici als wel de bestuurders de macht in ons land. Ik spreek dat hier graag tegen, want de beslissingsverantwoordelijkheid ligt ook bij de kleinste ingrepen in de bebouwde samenleving bij de politiek - voor de verleende mandaten vindt via het democratisch proces de rekening en verantwoording plaats.

Informeel heeft van der Velden natuurlijk wel gelijk: in het bedenken en uitvoeren van allerhande inrichtingsplannen, worden feitelijke besluiten op de werkvloer genomen. De ambtenarij en het tegenwoordig massaal te raadplegen maatschappelijk klankbord ontmoeten de bestuurders in een proces dat veel weg heeft van het gekrakeel op een klassieke agora. Anders gezegd: een proces van "netwerken", dat lang niet altijd verstaan moet worden als net werken, waarin het primaat van verkooptechnieken, redenaarstalent en borrelcapaciteit overheerst. Ik spreek uit ervaring.

Ik schrok op toen van der Velden opperde dat ontwerpers een politieke rol zouden kunnen spelen waar het gaat om het vertalen van de ontwikkeling van een netwerkmaatschappij naar nieuw in te richten stedelijk gebied. Met name het plaats bieden aan nieuwe steedse vormen van communicatie - webshops en zo - zou hierin tot vorm moeten komen.

Maar hoe dan? Tja, dat antwoord was niet zo gauw voorhanden als de vraag gesteld was. Wel begreep ik, dat bijvoorbeeld het maken van pizzafolders waarin steden als Utrecht en Stuttgart geintegreerd zijn, een middel tot deze ruimtelijke vertaalslag zouden kunnen bieden.

Op dit punt aangeland, neem ik een andere afslag dan de virtuele stadsgezichten die getoond werden en ga op zoek naar de betekenis van beeldende kunst in politieke besluitvormingsprocessen. Ik ben benieuwd of ik al mijmerend tot richtingen zou kunnen komen die wellicht perspectief bieden voor de totstandkoming van een veiliger, leefbaarder, prettiger samenleving. Hier dringt zich een autonome associatie op met wasmiddelenreclames uit de jaren 80, waarin aandacht gevraagd werd voor een volstrekt nieuwe ervarng van schoonwassen, rekeninghoudend met de ontluikende gewaarwording van milieueisen. Ze hadden in mijn ogen creatief vaak iets bespottelijks, die reclames.

Eerst wil ik u kort wat voorhouden over hoe in mijn ervaring de genoemde besluitvorming in elkaar steekt. Vervolgens ga ik op zoek naar ingangen voor de creatieve geest en zal ik proberen een waarschijnlijkheidsinschatting te formuleren over de effectieve werkzaamheid daarvan.

Ik zeg u op voorhand dat ik niet tot een nieuw geintegreerd model zal komen om tegemoet te komen aan de netwerkeisen van het bestuurlijk/politieke proces.Ten eerste is dat in mijn geval kansloos, ik koos immers voor beeldende kunst in plaats van een ambtelijke carriere, en ten tweede heb ik daar geen zin in.

Hoe gaat de besluitvorming over de inrichting van netwerk Nederland B.V. in haar werk? Daar stuiten wij op de beleidscyclus: achtereenvolgens worden de volgende stappen genomen:
beleidsvoorbereiding, beleidsontwikkeling, beleidsvaststelling, beleidsuitvoering en beleidsevaluatie. Netwerkers zijn vooral geinteresseerd in alles wat zich vooraan in deze cyclus afspeelt. Op borrels bekt het beter als je kunt melden dat je vooral met ontwikkeling bezig bent en niet met uitvoering. Dat is namelijk saai en niet stoer.

De lieden die vooraan in de cyclus bivakkeren, netwerken er lustig op los in allerhande overleg fora, veelal ook in wandelgangen, en komen zo, in theorie althans, in aanraking met een schat aan ideeen en creatieve suggesties, die verderop in de cyclus tot waardevolle, haalbare oplossingen kunnen leiden. Nu is de grap met netwerken echter, dat andere disciplines maar ternauwernood in het snotje belanden. Daar zei van der Velden terecht over, dat juist in een netwerksamenleving de individuele participant de mogelijkheid heeft, om selectief te zijn in met wie hij omgaat. Waar je geen zin in hebt luister je niet naar, je kiest je eigen club van gelijkgestemden.

Dit is een weinig geruststellende situatie voor ontwerpers met politieke aspiraties. Je komt er gewoon niet tussen. Ik ken wel voorbeelden van begaafde vormgevers die vooraan in het proces met hun ideeen aan de overlegtafel aanschoven. Maar in een groot aantal gevallen werden zij gaandeweg weer gewoon terzijde geschoven. En degenen die wel wisten door te dringen tot aan het sacrum der stadsdesigners, moesten het meer hebben van een goede marketing, dan van de functionaliteit van hun plannen. Zo kon het dus voorkomen, dat monsters als het in een eerder blog al aangehaalde Hoog-Catharijne zijn geboren. En overigens volgens soortgelijke procedures weer tot herziening zijn gedoemd.

Gaat dat dan nooit goed? Jawel hoor. In een enkele wat oudere groeikern in de randstad, hebben wijze mensen zich veel aangetrokken van leefbaarheidsaspecten, sommigen onder u herinneren zich de eerder besproken genus loci, en zijn tot een doordacht en afgewogen systeem gekomen dat een aanvaardbare bebouwde omgeving bevorderde. Het is met deze praktische denkers zelfs zover gekomen, dat er een leerstoel in Delft zat aan te komen, maar die is helaas gesneuveld in de vaart der volkeren.

Wat betekent dit voor de mogelijkheden voor ontwerpers om zich politiek te manifesteren? Niet zo heel veel ben ik bang. Er zijn wel deviante tendensen waarneembaar, waarbij een kunstenaar, een psycholoog, een huismoeder eens uitgenodigd worden om in een denktank zitting te hebben, maar er is voorzover ik heb kunnen waarnemen geen garantie dat dergelijke netwerk-anomalieen tot substantiele kwalitatieve wijziging van de besluitvorming leiden. Het gaat hier toch meer om gelegenheidsclubs, die het bestaan van een eendagsvlieg kunnen voorleven en die naar mijn weten nooit zijn uitgegroeid tot een evergreen.

Ergo: artiesten allerlanden, verenigt u in uw eigen netwerken, bestookt vandaaruit vooral elkaar, bevolkt de musea met uw creatieve ideeen, schrijf er eens een boek over, promoot dat boek ook, en u hebt precies gedaan wat in een netwerk cultuur van u verwacht wordt en wat u aan mogelijkheden gegunt wordt.
Laat de politiek vooral een rol spelen in uw maatschappelijk engagement. Maar sla een uitnodiging om mee te tafelen toch niet op voorhand af. Zoals ik al zei: soms gaat het wel goed en vinden politiek, bestuur en kunstenaar elkaar in een model voor een ruimte biedende samenleving.

Tot de tijd dat het netwerkethos zich herevolueert tot meer ambachtelijke besluitvorming stel ik mijzelf tevreden met het op gezette tijden over de schutting kieperen van particuliere erupties. Mijn laatse product treft u weer bijgaand aan. Het betreft mijn visie op een door electronische netwerken verbonden samenleving, die slechts in de schaduw van bunkers haar bescherming vindt.
Een ontwerper als politicus? Liever niet dus.

Quod erat demonstrandum.


Uw kather

woensdag 21 april 2010

studium generale; jair tchong, afrikaanse muziek en het ontkende concept
















Jair Tchong is een man met een exotische naam en een exotische historie. Hij bereisde een aantal landen in Afrika, op zoek naar zijn eigen inspiratie als het gaat om muziek. Daar schrijft hij als journalist over in onder meer de Groene Amsterdammer en het Parool.


Tchong laat fragmenten horen van Fela Kuti, een Nigeriaanse muzikant, van Franco Kongo uit Congo en van anderen.
Hij legt een verband tussen slavenhandel en Afrikaanse muziek: door de transporten naar de Amerika's zijn bijvoorbeeld Cubaanse invloeden traceerbaar in de rumba congolaise.
Tegenwoordig horen we steeds meer rap en hiphop opklinken van de Afrikaanse vlaktes. Een gevolg van de integratie van de huidige westerse voorliefde voor monotone dreunen, maar dan gecombineerd met vaak nog herkenbare Afrikaanse motieven.
Tchong vraagt ons mee te denken over de perceptie van Afrikaanse rap: velen noemen het commerciele succes hiervan op voorhand kansloos, omdat het niet te verstaan is, want niet in het engels. De ongeschreven regels van de kunst dicteren kennelijk dat we het minstens moeten kunnen volgen wat er in een mic geboerd wordt, want anders haken onze Pinkpop-jongeren gewoon luchtigjes af.
Daar staat tegenover dat de invloed van kunst-critici in de muziek volgens Tchong tanende is; mensen kiezen uit het wereldwijde aanbod aan muziek zelf waarnaar ze luisteren en schijnen zich minder aan te trekken van voormalig gezaghebbende opvattingen over hoe het hoort.
Omdat muziek volgens een door Tchong getoonde stelling van nature onmiddellijk is en fysiek, gaat het een directe relatie aan met het hele lichaam. Daardoor kan muziek niet conceptueel of intellectueel zijn. Muziek is het domein van het gevoel, het sensitieve, het sublieme. Het hoeft niet begrepen te worden, ze is onuitspreekbaar.

Maar daar blijf ik toch even haken. Ik herken dat muziek mij eerder fysiek raakt, dan rationeel. Dat vind ik ook het mooie van het medium. Echter: de getoonde beelden van een westerse rapper die ondersteund wordt door Afrikaanse muzikanten, roept bij mij fysiek een herinnering op - inderdaad: het lichaam heeft zo haar eigen geheugen - aan de boor van de tandarts die voortdurend op dezelfde zenuw zit te poeren. Daar word ik niet blij van, sterker nog: dan bekruipt mij het gevoel dat ik kennelijk iets niet snap van wat via mijn gehoor mijn systeem binnen dringt, en ben ik geneigd om te gaan nadenken. De teksten waren dan wel in het engels en hier en daar voor mij zelfs te verstaan, maar ik kon er geen touw aan vastknopen. Welk idee ging hier achter schuil? Tchong liet het bedoelde fragment horen om aan te kunnen tonen dat westerse neigingen samen kunnen gaan met Afrikaanse tradities en dat de afzonderlijke elementen herkenbaar blijven.
Ik heb dan toch meer het gevoel dat er sprake is van een invasie van een koloniale geest in de subtiele wereld van juichende gitaarweefsels en de metafysica van oerritmes. Ik ervaar een dergelijk samengaan van stijlen niet als een verrijking, maar haast als een geweldadige inbezitname.
Het plezier van de muzikanten, of de toewijding zo u wilt, was overigens wel duidelijk leesbaar voor mij. Evenals de passie van Tchong.

Maar wacht even: hier geen meningen doch louter ontwikkelingstendenzen ten opzichte van mijn eigen werk.
Ik raak het spoor een beetje bijster van het verband van de lezingen en het thema van studium generale: het misverstand over emoties en kunst. Het lijkt mij evident dat muziek gevoelens vertegenwoordigt en aanboort. Maar wat te doen als de toegankelijkheid van hetgeen te berde wordt gebracht, gerelateerd is aan achtergrondkennis, het volgen van hypes, het begrijpen van de bedoeling van het idee van een stampende tekstweergave?
Dan komen we toch weer aardig dicht in de buurt van wat de conceptuelen beogen. Een kunst waarin de ideevorming, de omgeving, de gebeurtenis of het ten uitvoer brengen van een act centraal staat en niet zozeer, of niet langer, aandacht wordt gevraagd voor de kwaliteit van de feitelijke weergave. In mijn beleving soms hoogst megalomaan, soms verrassend. Maar zelden ervaar ik dat fysieke gewaarworden dat muziek met mij kan doen. Mogelijk een kwestie van smaak, meer waarschijnlijk een kwestie van begrip in mijn geval.
Kijk, nu ben ik nog veilig gedekt door de context van een opleiding, hoef ik het nog allemaal niet te snappen of te kunnen, maar ik zie mij wel voor een levensgroot paradigma geplaatst. Hoe verbuig ik de modelvorming naar eigen hand, op een begrijpelijke manier, zodat mijn schepsels iets toevoegen aan de menselijke bewustwording?
Sorry, maar ik heb geen idee. Ik doe ook maar wat, dat mag nu toch ook nog?

Net als in de vreemde melange van westerse en Afrikaanse stijlen, gooi ik elementen op een hoop, zaai verwarring, stuit op sternum en hoop tot u door te dringen. Ik kan nog niet beter en ik weet nog niet beter. Maar mijn passie is voor sommigen zichtbaar.
Ik gun u wederom een blik in mijn studio en wil u een fotoserie tonen waarin een van mijn schilderingen is opgenomen. Er valt weinig aan te snappen. Ik hoop slechts dat u gewaar wordt wat ik voelde toen ik het maakte.
Voor de concepttijgers heb ik wel enige aanwijzingen: op zoek naar de verbeelding van eenzaamheid en een gebrek aan samenhang, kwam ik uit in een bunker. En plaatse daar mijn eigen bunker..Slechts de randen van foto's of papier vormen een kader.


Tot later, ik wens u een voorspoedige integratie,

uw kather

woensdag 14 april 2010

studium generale; constant dullaert en alledaagse emoties in de kunst
















Constant Dullaert toont filmpjes die hij van internet plukt en door zijn compilatie heeft verheven tot kunst. Gewone filmpjes, waarin mensen producten aanprijzen, zonder dat zij kennelijk bedoeld waren als artistieke expressie. Ook heeft hij beelden achter elkaar gezet van materiaal dat hij op youtube aantrof, of dat hij uit een quiz of een praatprogramma haalde.
We zien etende mensen die huilen, noddy's uit Barend en van Dorp die ondanks hun stilzwijgen toch heel wat uitdrukken, huiskamers waar we als voyeurs in rond kunnen lopen, een brommer die te koop is aangeboden maar niet wil starten, een nieuwslezer met zijn ogen dicht.
Van groepsfoto's die mensen aan de massa bekend maken via het internet, maakt hij nieuwe composities door zichzelf ertussen te projecteren. Het kostte hem naar eigen zeggen moeite om zich aan de context van de foto aan te passen, maar het levert uiterst vermakelijk en origineel beeldmateriaal.
Zelf biedt Dullaert nu software aan via het web, die het mogelijk maakt om onder opnamen de effecten van een reeele aardbeving te zetten.
Het meest dicht bij zijn eigen gevoel waren foto's, die hij zo gemanipuleerd heeft dat de zon eruit is verdwenen. Ontkenning van de zon, zegt Dullaert.
En het meest tot de verbeelding spraken twee weggegooide VHS-tapes van bruiloften. De ene film betreft een blinde man als aanstaand echtgenoot, die ondanks dat hij de resultaten nooit heeft kunnen zien coulant meewerkt aan de cliche aandoende opnamen. Moet voor een blinde wel heel wat toewijding vragen om zich daartoe te laten zetten. Dit huwelijk zal vast wel stand hebben gehouden.
En de laatste film toont eveneens een kersvers echtpaar, zij vermoedelijk veel jonger dan hij. Of dit de opmaat was naar een duurzaam verbond betwijfel ik. Ze lacht nergens, is mogelijk nog minderjarig, haar jurk is te groot en onhandig lopen de beide echtelieden geregeld van elkaar weg uit beeld.
Wat kan ik zelf doen met alledaagse beelden, zodat zij een kunstzinnig randje krijgen?
Afgelopen zondag was ik met mijn kinderen en buurkinderen naar de speeltuin getogen. Camera mee, want je weet maar nooit.
Voor nog geen 50 euri hadden we een prima middag. Achteraf leek mij de investering helemaal de moeite waard, omdat ik een aantal beelden oogstte die tot een verhaal leidden waar ik vantvoren wel op gehoopt had, maar dat kon ik toen niet voorzien.
De foto's waar het mij om gaat treft u boven deze tekst aan. Ik legde u al eerder uit dat dat met onhandigheid te maken heeft. Ze staan ook niet in de juiste volgorde, terwijl ik toch zeker wist dat ik het goed deed. Maar affijn, ik deel nu graag het verhaal met u dat in de speeltuin voor mijn ogen zich voltrok.
foto 1, klauterend meisje
Ik nodig u uit om met deze foto te beginnen. U weet nu natuurlijk al dat hij genomen is in een speeltuin, en dat dit kind, overigens niet het mijne, gewoon aan het spelen is. Wat de foto mogelijk een ander karakter geeft dan wat er in werkelijkheid staat afgebeeld, is het materiaal van het speelobject en het feit dat er links op de foto nog een ander kind weg schiet. Het beton van de bunker moest indertijd bescherming bieden tegen oorlogsgeweld, nu wordt er gespeeld. Een eerste contrast. Maar er zou meer aan de hand kunnen zijn..
foto 2, wegrennende jongen
De suggestie van vluchtende kinderen wordt voortgezet. De jongen maakt zich in haast uit de voeten. Maar waarvoor? De grauwe achtergrond biedt weinig perspectief, noch soelaas.
foto 3, uitgestoken hand
De spanning is op een sinister hoogtepunt. Ik kan u verklappen, dat op mijn verzoek een van de spelende kinderen voor mijn lens voorbij vloog. Maar welk een schoon toeval: een uitgestoken hand, die bij mij de gedachte aan een schreeuw om hulp opriep.We zijn nu niet meer buiten, maar binnen in een obscure ruimte. Dat daar dus kinderen spelen lijkt in eerste instantie niet voor de hand te liggen. Doordat het kind naar links wijkt, is de uitweg richting het groen voor haar niet bereikbaar. Als dat maar goed afloopt...
foto 4, lopende figuur
Na de noodkreet uit de vorige foto, vond ik een toevallige passant die treffend eveneens naar links loopt in het beeld. Zie daar: de suggestie dat hij het kind achter na gaat. Het licht-donker contrast is verder afgenomen, duister overheerst. Wel krijgen we wat meer overzicht over de situatie omdat iets verder uitgezoomd is, waardoor meer van de ruimte zichtbaar is geworden. Maar veel houvast gun ik u niet- het doet beangstigend aan. U kunt zich op iets meer afstand wanen, maar dat is snel afgelopen met de volgende en laatste foto...
foto 5, de dader
En dan is daar de ontmaskering. Getroffen als een vage flits van besef, dat we hier met de kwade genius te maken hebben. De man gaat op in het donker, alsof hij er een verbond mee heeft gesloten. Arm in de zij. Zoals na een gemist doelpunt, of ten teken van de misdadige overwinning?
De figurant in kwestie is zich nadrukkelijk van geen kwaad bewust. Hij dacht gewoon voor een beeldend kunstenaar in opleiding te poseren. Dank daarvoor nog!
Zo kunnen wij dus de realiteit naar onze geest zetten. Beelden met elkaar verbinden, waardoor een volstrekt andere betekenis kan ontstaan dan wij op het eerste gezicht dachten. Gevaarlijk, maar ook aantrekkelijk. Ik hoop dat u na mijn manipulaties niet het gevoel heeft overgehouden dat u overal ten prooi zou kunnen vallen aan criminaliserende tendensen. Ook als u zich volkomen te goeder trouw onder de mensen begeeft.
Maar een gewaarschuwd mens...juist.
uw kather










woensdag 7 april 2010

studium generale; Roland van der Vorst en Hoop

Roland van der Vorst, een veelzijdig man die zich zowel in de commercie als in de wetenschap thuis voelt, deelt zijn visie over hoop. Hoop als drijvende kracht om mensen te verleiden, om mensen tot actie aan te zetten, maar ook om te misleiden.
Hij schetst een aantal assen waarlangs indelingen van verschillende categorieen hoop ontstaan. Hoopgevers kunnen respectievelijk een positieve boodschap brengen, dan wel zich ergens tegen afzetten en dit gecombineerd met hetzij het verleden hetzij de toekomst als referentiekader levert vier standpunten op ten aanzien van hoop: nostalgisch, toekomstgericht, een breuk met het verleden en het mee gaan met de actuele stroom. Vier soorten hoop ontstaan volgens van der Vorst als we de kans om te slagen af zetten tegen de tijd die we verwachtingsvol uit moeten zitten: gemoedshoop, christelijke hoop, gelegenheidshoop en prestatiehoop.
Gemoedshoop kan met name door een ervaring met beeldende kunst worden opgeroepen: het gemoed verheugt zich in de schoonheid of anderszins van het aanschouwde, maar de kans op bereiken van het weergegeven ideaal is klein. Bij de Christenen is volgens van der Vorst de kans op succes veel groter: als je je maar houdt aan de Christelijke deugden, is een plek in de hemel zo goed als zeker. Gelegenheidshoop lijkt een eigentijds verschijnsel, dat mensen een uitweg biedt om hun falen af te kopen. Zoals het investeren in een boom als je per vliegtuig reist. En prestatiehoop is tot ongekende hoogten gestegen sinds de verlichting en de technologische vooruitgang: de mens acht zichzelf in staat om op basis van kunnen de wereld naar zijn hand te zetten.

Gemoedshoop ligt het dichts bij het door mij geambieerde vak. Ik voel het vooralsnog niet als mijn taak om publiek van hoop te voorzien, maar het zou wel mooi zijn als die enkeling die in verwarring steun zoekt bij de door mij naar mijn hand gezette wereld, daar hoop uit put. Al was het alleen maar om zich minder eenzaam te wanen in de nabijheid van een gelijkgestemde geest.

Dat brengt bij mij een boekje in herinnering, dat ik jaren geleden eens kreeg van een vriendin. Zij was toen al ziek, en het gaat nu nog steeds niet veel beter. Zij verkeert in de fase van negatieve symptomen die gepaard gaan met de psychotische episodes die schyzofrenie kenmerken.
Maar dat boekje. Ze gaf het mij toen ze ervan overtuigd was de reincarnatie te zijn van de schrijfster. Olive Schreiner, het negende kind van een zendelingen echtpaar, dat in maart 1855 in Zuid-Afrika ter wereld kwam. In Dromen geeft zij in welluidende woorden de mens de hoop dat het ooit nog goed kan komen met diens geestelijke gesteldheid. Haar verhalen zijn poetisch, schilderachtig, misterieus, moralistisch. Als ware het parabels uit een ander veel verkochte boek.
Ik kon geen verhaal vinden waarin zij de hoop centraal stelt. Maar ze bracht me wel op gedachten...

In een land, hier ver vandaan, maar toch ook weer niet zo ver dat het niet bereisbaar zou zijn - als je zou willen zou je met paard en wagen nog geen etmaal onderweg zijn, maar weinig mensen kiezen daar nog voor - leefde eens een vrouw. Zij was niet oud, maar ook niet jong. Van haar werd gezegd, dat ze ooit een zekere schoonheid moet hebben gehad, maar weer anderen vonden dat haar kwaliteiten nog moesten ontluiken.
De vrouw leefde alleen. Ze bewoonde een kleine hoeve, aan de rand van een woud, dat 's zomers gonsde van de insecten die boven de bloemen dansten, en dat 's winters slechts terrein bood aan hongerige wolven, wiens gehuil dan door de kale stammen weerkaatst werd.
De vrouw had jaren alleen contact met de mensen gehad, als zij op haar muilezel de weg naar het dorp ging, om inkopen te doen en om wat van de opbrengsten van haar moestuin, wat eieren van haar kippen te slijten. En zo kon zij zich bedruipen. Ze leefde niet in overvloed, maar was niet ondervoed en stelde zich tevreden met haar situatie.
Op een dag, zij was naar de markt gegaan om wol te kopen voor een nieuwe mantel voor de komende winter, zag zij in het voorbijgaan van de kramen een oude vrouw zitten die doeken verkocht. Haar kraam was niet opvallend, er lagen lappen van onbestemde kleuren, en zij trok geen enkele aandacht voor haar waar doordat zij haar niet aanprees. Zij zat terzijde van de drukte, aan de rand van de grote bedrijvigheid, waar de markt ophield en het gewone straatleven haar eigen ritme had. De oude vrouw droeg een witte mantel, die door het dragen grauw was geworden en haar kap had ze diep over haar gezicht getrokken. De jongere vrouw wilde voorbijgaan aan de kraam, maar toen zij langs liep viel haar blik op het beschaduwde gelaat onder de kap en zij groette de oudere vrouw. Onder haar mantel stak zij haar hand uit die een halve cirkel beschreef over de lappen die voor haar lagen. Maar ik heb geen lappen nodig, dacht de jongere vrouw, en toch bleef zij staan. De beide vrouwen keken elkaar aan, geen van beiden sprak, totdat de jongere het zwijgen doorbrak, als om een toon te geven aan de onhandige leegte die zij gewaar werd, en vroeg: waarvoor dienen die lappen? De oude vrouw antwoordde, dat zij al vele lappen had verkocht om het zilver van de rijken te poetsen, maar dat haar lappen door de armen even zo goed gebruikt werden om hun zuigelingen droog te houden. De jongere vrouw hernam zich en haalde haar schouders op. Ik heb geen zilver, noch kinderen, ik heb uw waar niet nodig, zei zij. Maar de oude vrouw hield haar gevangen in haar blik vanonder haar kap en reikte haar een rode lap. Voor slechts een rijder zal deze lap u vergezellen op uw tocht, sprak zij. De jongere vrouw voorzag een bieden en afdingen en omdat de prijs haar niet kon breken, tastte zij in haar beurs en kocht de lap. Maar mag ik dan uw naam weten, zodat ik op de tocht waar u op doelt, nog aan u terug kan denken als ik de lap eens nodig mocht hebben, zei zij. Prudentia, antwoordde de oude vrouw en de jongere borg de lap in haar mand in ging verder.

De vrouw keerde terug naar haar hoeve. Zij at groenten van haar tuin en dronk water uit de bron, dat zij wekelijks met zware kruiken uit het woud putte. Die nacht sliep zij vast en bij het ontwaken kon zij zich geen droom herinneren. Zij warmde zich een kom van de melk die de geit haar die ochtend geschonken had, voerde de kippen en zag haar huis aan. Onwillekeurig greep zij naar de lap, die zij bij haar verstelwerk in de naaimand had gelegd en zette zich aan de houten tafel. Ze pakte de koperen ketel van het fornuis en wreef hem met de rode lap. Maar veel richtte haar werk niet uit. De ketel behield zijn bruin-groene huid en vertoonde onverminderd de sporen van jarenlang gebruik. Zand zou ik moeten hebben, dacht de vrouw. En zij stond op en liep haar tuin in. Maar daar trof zij slechts de vette, dikke klei waarin zij haar sla, haar rapen en radijzen teelde.

De vrouw vatte haar mand, sloeg zich een doek om de schouders en trok het woud in. De zon brak door en verlichtte de naalden van de dennen op haar pad. Dauwige banen ademde de aarde tussen de bodem door en de vrouw volgde hun spoor, zonder te weten waarnaar zij opweg was.
Toen zij moe werd en zich langs de kant van het pad te rusten wilde leggen, zag zij tegen een boom een andere vrouw zitten. Zij tekende cirkels in het zand onder de dennenbomen. Wie bent u, vroeg de vrouw die op pad was, en wat doet u hier zo alleen? Het wordt immers al kouder met deze tijd van het jaar en je moet het woud kennen om niet aan de gevaren ten prooi te vallen. De vrouw bij de boom hield haar hoofd in de richting waar het geluid vandaan kwam en glimlachte. Ze keek de vragenstelster niet aan, maar ook zonder haar blik te kruisen zag de vrouw die op weg was dat zij blind was. Ik verwachtte u al, zei de vrouw bij de boom. Hier vindt u het zand om uw ketel te schuren. Maar u heeft niet gedacht aan een beurs om het in te bewaren. De andere vrouw was verbaasd en wilde om uitleg vragen. Maar de vrouw bij de boom reikte haar een beurs van blauw vilt. Zij vulde hem met het zand waarin zij getekend had. Ik geef u deze beurs om het zand in te bewaren dat u nodig hebt. Neem hem van mij aan, u zult er wel bij varen. De ander nam de beurs aan en stak hem in de zak van haar schort. Maar zeg mij dan hoe u heet, zodat ik u op mijn tocht in dankbaarheid kan gedenken, zei zij. Justitia, antwoordde de vrouw bij de boom en zij boog haar hoofd naar de aarde waar zij verder ging met het trekken van cirkels.

Nu heb ik zand en een beurs waar ik wel bij zal varen, een rode doek om mijn ketel te wrijven, dacht de vrouw en zij wilde terugkeren naar haar hoeve.
Maar plots werd haar aandacht getrokken door een vogel, die hoog boven de toppen van de bomen cirkelde en zijn schaduw wierp op het pad van de vrouw. Zij kon hem niet thuis brengen en volgde hem met haar ogen. De bomen benamen haar het uitzicht en zij liep verder, steeds omhoog kijkend of zij de vogel nog kon zien, naar de rand van het woud. Daar kwam zij aan de voet van de bergen en de vogel cirkelde tot hij neerstreek op de plaats waar hij waarschijnlijk zijn nest had. De wind trok aan en de vrouw mistte de beschutting van het woud nu zij slechts haar omslagdoek had om zich te warmen. Haar nieuwsgierigheid leidde haar verder in de richting van de bergen, maar ze wist dat ze het nest van de vogel niet zou kunnen vinden. Ze kende het pad niet waarop ze ging, maar genoot van het vergezicht. Ze keek nu neer op de bomen, zag om naar haar hoeve die ver achter haar lag. En boven zich zag ze wolken samenpakken, donker en dreigend, ze huiverde. Ik moet weer teruggaan, dacht ze en draaide zich om. Ongelukkig stapte ze op een loszittende steen en verstuikte haar enkel. Ze probeerde zich op te richten, liet haar gewicht op haar goede been rusten en keek om naar een stok om steun aan te hebben. Maar zij zag slechts de mossige stenen, de zwakke helmen van berggras. Hulpeloos keek ze om zich heen, het blazen van de wind in haar oren. Daar hoorde ze wat, boven het jagen van de wind uit, een stem die zong. Vast en sterk klonken de flarden die zij opving. Ze probeerde te ontdekken waar het gezang vandaan gekomen kon zijn, maar het bleef weer weg. Ze was alleen in de aantrekkende storm die haar ogen verblindde door de tranen die hij aan blies. Moedeloos liet zij zich weer op de grond zakken en tastte in haar schort naar een doek om haar gezicht te betten. Zij voelde de beurs met het zand en zag de blinde vrouw weer voor zich. Toen schrok zij op doordat zij een gewicht op haar schouder voelde. Ze keerde zich instinctief om om te zien wat er achter haar was, en zag de laarzen van een man. Grote, bruine laarzen, die geleden hadden onder de afstanden die zij afgelegd hadden, de omstandigheden waaronder zij gediend hadden. De vrouw keek op en zag het gezicht van een sterke, zongeblakerde man die met zijn koele blauwe ogen op haar neerzag. Op zijn rug droeg hij een ransel waaruit een stok stak waaraan een handbijl bungelde. Wie bent u? vroeg de vrouw verschrikt. Ik ben Fortitudo, zei de man. Ik zou je aan een stok kunnen helpen, maar beter is het als je zelf de weg terug vindt. Een stok, geef mij alstublieft een stok, zodat ik houvast heb om de weg naar beneden te gaan, en mij kan weren tegen de wolven die beneden in het woud al hun maaltijd bezingen, zei de vrouw.
Nee, zei de man, mijn hulp zal jou niet baten. Ik kan je niet geven wat je zoekt, je zult er zelf iets op moeten vinden. Wees niet zo hard en gun mij uw steun, smeekte de vrouw. Maar de man had zich al omgedraaid en met enkele behendige sprongen verdween hij tussen de rotsen.

De wind loeide. De vrouw wilde terug naar haar huis. In het woud huilden de wolven. De kou van de wind sneed door haar beenderen en gezeten op haar rok liet zij zich naar beneden glijden, over de gladde stenen. Toen zij weer aan de rand van het woud was, vond ze een stevige tak waarop zij kon leunen. Bang zette ze de tocht voort, het janken van de wind en wolven als een canon om haar heen.
Voetje voor voetje vervolgde ze haar weg. Regen doorweekte haar kleren, ze wilde dat ze thuis was en zich kon drogen bij het vuur van haar haard. Waarom ben ik weggegaan, vroeg ze zich af. Een antwoord had ze niet. De wolven kwamen nader, ze zag hun schimmen tussen de dikke regen en de stammen van de bomen. Steeds dichterbij kwamen ze, in nauwer sluitende cirkels slopen ze op de vrouw toe. Nu zag ze hun gloeiende ogen door de striemende regenflarden en de zware stammen heen. Ga! riep ze, ga, en laat mij met rust! Ze zwaaide met haar tak, maar de beesten lieten zich niet verjagen. Ze waren nu zo dichtbij dat ze hun tanden kon zien flikkeren onder het van regen druipende opgetrokken tandvlees. Ga weg, riep ze weer en ze maaide met haar stok in het rond. Hinkend, steeds sneller om haar as draaiend sloeg ze om zich heen. De bulderende wind, de slagregen, het grommen van de dieren, zij hoorde het niet meer. Als een bezetene sloeg ze, kliefde ze de lucht, hakte in het niets. Totdat ze voelde dat haar tak brak. Plotsklaps stond ze stil en zocht naar wat ze geraakt had. Ze wist dat nu ze niet meer als een dolleman bewoog, ze ten prooi zou vallen aan de vraatzucht van de wolven. Maar behalve de wind en de regen die haar geselden, wild nog maar wel al kalmer, gebeurde er niets. De wolven, dacht ze, maar ze zag ze niet. Daar lag haar stok, in tweeen op de grond aan haar voeten, en bij zoom van haar rok lag een grote grijze wolf. Ze had hem gedood.

Opgetogen, met een haar onbekende energie beende ze verder, op weg naar haar huis. En na een niet te duiden tijd opende ze de deur van haar hoeve. De storm was geluwd, de regen miezerde nog na. Ze trok de natte kleren uit, hing ze bij de haard te drogen en haar blik viel op de koperen ketel. In de zak van haar schort vond ze de beurs met zand en ze glimlachte. Met de beurs in haar hand viel ze in haar alkoof in slaap.

De volgende morgen werd de vrouw wakker van een zacht geklop op haar deur. Ze deed open en voor haar stond een geestelijke. Zijn pij was gescheurd, zijn huid gehavend. Wat komt u doen,vroeg de vrouw. Ik ben ziek en zoek onderdak om aan te kunnen sterken, zei de geestelijke. Maar waar komt u vandaan, vroeg de vrouw weer. Mijn kerk heeft mij verstoten. Ik was een belangrijk kardinaal, maar ik vergreep mij aan de schoonheid van jonge knapen. Nu ben ik ziek en ik vraag u om hulp.
De vrouw stelde geen vragen meer en liet de man binnen. Zij legde hem te rusten in haar stee.
De man at de groenten uit de tuin van de vrouw, 's avonds zaten zij gezamenlijk bij het haardvuur, terwijl de vrouw met het zand uit de beurs en de rode lap uit haar mand haar ketel schuurde. De maanden verstreken, zij vroeg niet en hij vertelde niet.
Tot op een dag de man zich strekte, de vrouw aankeek en tot haar zei: mijn tijd zit er hier op. Ik ben genezen en ga weer. U hebt mij onderdak gegeven, u hebt mij gevoed en verzorgd. Dank voor uw gastvrijheid.
Maar ik weet niet eens hoe u heet, zei de vrouw. Ik ben Temperantia, zei de man, ik ben u veel verschuldigd. Aardse goederen kan ik u niet geven, maar u bent al een rijk mens. Slechts mijn aanwezigheid is wat ik u nalaat.
Wat een vreemde naam voor een man, dacht de vrouw. En ze liep met hem naar de deur. Ze gaven elkaar een hand en zij zwaaide hem na totdat hij tussen de bomen verdween. In de tuin van de vrouw bloeide de hop. De venkel geurde en de rozen groeiden tot aan de rand van haar dak. De zon scheen tussen de wolken door.

Arte perennat amor.

uw kather