welcome

DIS DEABUS GRATIA







feel free to enjoy



feel free to react















donderdag 3 februari 2011

systemen; individu en omgeving

Nadat ik u mee heb genomen langs enkele trekpleisters in het land der systemeemtheorieen, neem ik u nu graag mee naar die uithoek waarin de relatie tussen systeem en individu wordt onderzocht. Mijn doel hierbij is om te achterhalen welke systeemfactoren een individu kunnen beinvloeden, om uiteindelijk een beeld te kunnen schetsen van de systematische, dat wil zeggen systeem-gerelateerde, neigingen van individuen die zich opwerpen als zijnde beoefenaar der kunsten.

De systeemtheorie is op verschillende manieren toegepast in relatie tot psychopathologie en behandeling. De status van icoon wordt wel toegekend aan prof. dr. Alfred Lange, die in Nederland pionierde met het toepassen van een systeemanalyse op disfunctionele gezinnen. Hij gaat er hierbij vanuit dat een individu dat zich aanmeldt voor behandeling, of aangemeld wordt, niet los bezien moet worden van de context waarin deze functioneert. In eerste aanleg richt de aandacht zich dan op het gezin van herkomst, maar ook school, werk of andere sociale verbanden kunnen bij de therapie betrokken worden. In zijn goed leesbare boek Gedragsverandering in gezinnen, Martinus Nijhoff, 2000 legt hij ook voor leken op begrijpelijke wijze de kenmerken van sociaal-psychologische systemen uit en geeft daarbij een groot aantal, vaak zeer herkenbare, casus als voorbeeld.
Zo onderscheiden wij als al dan niet meetbare grootheden de volgende systeemkenmerken: de mate van hechtheid (hoog: verstikkend ofwel functioneel zorgzaam; laag: onsamenhangend); affectieve betrokkenheid en - expressie, gedragscontrole en -regulatie, porbleemparticipatie van de leden van het systeem, functionaliteit van de klachten, primaire en secundaire ziektewinst en -verlies; bekrachtigingspatronen, weerstanden en groeipotentieel. Deze opsomming is niet limitatief.
Ik introduceeer nu een zelfverzonnen, fictief voorbeeld, dat ik u bij wijze van illustratie zal voorleggen. Waar dit voorbeeld de grenzen van de realiteit tart is dit niet slechts toevallig, maar maligne opzettelijk. Dan weet u dat alvast.

In het gezin Z, bestaande uit vader, moeder, twee dochters en drie zonen, geeft de oudste dochter aanleiding voor aanmelding bij wat voorheen de Riagg genoemd werd. Deze dochter is op dat moment 18 jaar. Het gezin bevindt zich in een zogenaamde overgangsfase, die hoort bij de levenscyclus van gezinnen: de oudste kinderen staan op het punt om uit te vliegen, en dat brengt veranderingen in het systeem met zich mee. Nu is het zo dat deze oudste dochter, K., een aantal deviante eigenschappen belichaamt, die de rest van het gezin voor schier onoplosbare problemen stelt. Deze K. plast nog steeds in haar bed, stopt geregeld van alles in haar mond, waardoor ze regelmatig bij de eerste hulp is beland, is agressief, verbaal ontoerekeningsvatbaar in de zin dat ze er van alles uitgooit op volstrekt ongepaste momenten, en last but not least, weet K. geen inhoud te geven aan het naderende vervolg van haar leven: ze kan niet kiezen wat te gaan studeren.
Vader is een hogere ambtenaar, moeder een toegewijd huisvrouw, broers en zussen zijn rustige, meegaande kinderen zonder noemenswaardige problemen in ontwikkeling.
Maar deze K.dus, heeft een dusdanig ontwrichtend effect op het hele gezinsleven, dat de hulp van een therapeut onontkoombaar is.
De peut start met een inventarisatieronde en vraagt tijdens de eerste sessie wie van de gezinsleden kan aangeven wat het probleem is. Allen lijken af te wachten, totdat moeder het woord neemt en de hele zaak op voorhand al afdoet als muizenissen. Dat schiet vader echter in het verkeerde keelgat en hij grijpt in. Het stelt dat zijn vrouw volstrekt bezijden de waarheid zit, dat er weldegelijk van alles aan de hand is in zijn gezin, en dat er ingegrepen moet worden. (Op dit moment in de therapie heeft de therapeut al een beeld van de belangrijkste verhoudingen en communicatiepatronen binnen het gezin: vader en moeder zitten niet op een lijn, spreken elkaar tegen, vechten om de definitiemacht.)
Maar dan voelt de oudste zoon zich geroepen om zijn moeder te verdedigen en hij mengt zich in het gesprek. Wat mijn vader zegt is ook weer niet waar, u moet niet denken dat wij een zwaar problematisch gezin zijn, hoor, de enige die eigenlijk echt niet spoort is K.
Hierop krijgt hij bijval van zijn twee broers, die beamen dat K. toch werkelijk abnormaal is, maar, u verwacht het misschien al, de zus van K. voelt zich plaatsvervangend aangesproken en zet met enige kracht haar glas water op tafel, waardoor er wat vocht uit het glas klotst, en stoot daarbij toch wel behoorlijk kwaad uit dat hij, de oudste broer, ook eens lekker naar zichzelf zou moeten kijken, want hij is volgens haar ook niet helemaal goed in zijn hoofd. Vervolgens zet het jongste broertje in het gezin het op een krijsen,omdat hij niet verdraagt dat zijn broer zo direct wordt aangevallen, wat bij moeder een troostende reactie uitlokt en bij vader een diepe zucht.

Wat zien we tot op dit moment in dit gezin passeren, gelet op de psychologische systeemtheoretische elementen in de interactie? We zien een waarschijnlijk dominante moeder, we zien een machtsstrijd tussen de ouders, we zien een zekere mate van (negatieve) affectieve expressie (woede, protest), we zien gedragsregulerend optreden bij de kinderen onderling, we zien bekrachting van de rollen in het troostende optreden van moeder, en we zien ziektewinst bij dochter K. want die hoeft zich vooralsnog niet uit te spreken.
Hoe zou de therapeut dit verder aanpakken? Eerst wil hij een duidelijker beeld hebben van wat K. eigenlijk mankeert, vervolgens zal hij de draagkracht- en draaglast van het gezin onderzoeken, om te kunnen komen tot een behandelcontract dat alle zielen tot een zekere mate van harmonie zal brengen.

Wat mankeert K.? Tijdens de eerste sessie die hierboven is aangehaald, doet zij verder haar mond niet open. Daarop besluit de therapeut, dat hij K.in een afzonderlijk gesprek wil ontmoeten en haar middels vragen lijsten nader zal onderzoeken. K. vraagt nog wel naar de aard van die vragenlijsten, maar daarop antwoord de peut met een vage glimlach en stellen beide ouders aansluitend op elkaar vast dat K. niet moet zeuren.
Tijdens de tweede sessie, die dus geheel is gewijd aan onderzoek van K. treffen wij patient en therapeut aan in een wat merkwaardige positie in diens werkkamer. K. zit geheel ontkleed onder het bureau van de peuteraar, en deze laatste staat met een bloedneus en zijn broek op zijn hielen op de gang te huilen.
Wat zich hier heeft voorgedaan, vermeldt het dossier helaas niet. Bovendien zou het om redenen van privacybescherming en uit bescherming van de beroepsgroep niet kies zijn om hier een gedetailleerde beschrijving van het gebeurde opte nemen. Neemt u gewoon maar van mij aan dat die K. waarschijnlijk echt niet deugt.
Tijdens de derde sessie, die nu plaatsvindt met de therapeut en beide ouders, spreekt de therapeut, die nog niet geheel is hersteld van de breuk in zijn neustussenschot, zijn zorg uit over K. Aan de hand van zijn bevindingen schetst hij de ouders wat de kern van de problematiek is: K. heeft waarschijnlijk te weinig uitdaging in haar leven. Bovendien ziet het er zeer ernstig naar uit dat zij God noch gebod kent. Om de impasse waarin het gezin zich bevindt te doorbreken, adviseert de peut om K. een studie rechten te laten volgen, opdat zij leert hoe het is om zich sociaal-aangepast te gedragen. Beide ouders omarmen dit idee, hoewel de vader toch ergens een gevoel heeft of bouwkunde of iets anders creatiefs niet beter voor zijn dochter zou zijn.

Wat we nu zien, is dat de therapeut een directieve interventie pleegt, met als doel het functioneren van het gezin weer vlot te trekken. Wat opmerkelijk is, is dat hij de aarzeling bij vader niet nader uitvraagt. De geschiedenis zal zich derhalve onder invloed van deze omissie verder ontwikkelen.

K. wordt naar Leiden afgevoerd en studeert daar met genoegen af. Hoewel het hier nadrukkelijk niet haar eigen genoegen betrof. Er lijkt op zich geen vuiltje aan de lucht, mevrouw gaat aan het werk bij een grote overheidsorganisatie en alles, zowel zij zelf als het oorsponkelijke gezin lijken te floreren bij deze loop der dingen. Maar dan. Op een kwade dag ergens in een koud en nat voorjaar, terwijl de winter ook al vrij zeikerig was geweest, manifesteert K.'s idiotie zich wederom, maar nu in verhevigde mate. Opnieuw meldt het gezin zich aan bij de oorspronkelijke behandelaar. Men heeft gelet op diens briljante suggestie om K. met het recht vertrouwd te maken, alle vertrouwen in diens professionele opinie.
Net als bij de allereerste sessie vraagt de therapeut wie kan aangeven wat het probleem is. K., die ondertussen toch het een en ander heeft bijgeleerd, neemt nu zelf het woord. Ik denk dat ik het probleem ben, zegt ze. Haar uitleg daarbij is dat ze bij zichzelf merkt dat ze de voortdurende neiging heeft om haar gezinsleden uitermate nauwkeurig te observeren, hetgeen geregeld leidt tot voor deze gezinsleden schokkende tekeningen of andere beeldende erupties.
De therapeut stelt voor om K. wederom aan een nader onderzoek te onderwerpen, maar zij zegt daar niet meer in te trappen. Hierop halen de beide ouders niet-wetend hun wenkbrauwen op en begint zus zenuwachtig te giechelen. Zal ik anders de zus dan nader ondezoeken, probeert de peut nog, maar dat vinden de broers niet okee. Die willen dan ook per se een nader onderzoek, maar dat ziet de therapeut zelf niet zo zitten. Wordt vervolgens besloten de hele zaak even op haar beloop te laten, in de verwachting dat zich mogelijk als vanzelf een oplossing aandient.
En inderdaad: het inzicht van de therapeut was haarscherp: na een arbeidsconflict, waarbij de chef van K. met een bloedneus en zijn broek op zijn hielen huilend op een van de gangen van het overheidsgebouw waar zij beiden een aanstelling genoten werd aangetroffen, werd K. ontslagen. Bij navraag waren zowel de ouders, als de broers en zus, maar ook de collega's op de werkvloer hier behoorlijk opgewekt over. Nu moest K. zichzelf bewijzen en zoeken naar een ander kanalisatie van haar steeds latente gekte.
Omdat zij daar zelf niet direct uitkwam, zocht zij hulp bij een creatief therapeut die met behulp van vingerverf en ongewassen schapenwol de vinger op de zere plek probeerde te leggen.
De therapeut van eerste aanleg wilde gaarne geinformeerd blijven via reguliere rapportages en aldus geschiedde. Totdat de creatief therapeut op een gegeven moment meldde dat zij de behandeling gestaakt had, nadat zij door K. gedeeltelijk was ontkleed en zij haar een bloedneus had geslagen.

En nu, geachte dames en heren, kom ik op het verband waar ik uiteindelijk naar op zoek ben. Het is namelijk zo dat deze laatste creatieve therapeute onvermoed een geniaal advies heeft gegeven, dat heeft geleid tot een catharctische ontwikkeling bij de patient in kwestie, K. en die voor het hele gezin en de overige systemen in haar omgeving bijzonder luxerend heeft gewerkt.
Tijdens de schermutseling die tot het staken van de behandeling heeft geleid, heeft de creatief therapeute in een laatste wanhoopspoging verwezen naar een van de landelijk erkende instellingen voor creatieve sluimeraars. K. heeft dit advies ter harte genomen en heeft zich op een blauwe maandag aangemeld bij een instituut in 's G. Door de coordinator van de toelatingscommissie in zijn kruis te trappen heeft zij zich toegang weten te verwerven tot de aldaar aangeboden opleiding. En zie hieronder: K. blijkt in staat tot het tamelijk bevallig knutselen met lijm en papier. Probleem opgelost.






Wat is nu de moraal van dit verhaal? Er is gelet op bovenstaande een onmiskenbaar, maar uitermate bedenkelijk verband tussen gezinsproblematiek, behandelsystemen, maatschappelijke systemen en kunstopleidingen. Tot welke gevolgen dat dan weer leidt, valt buiten het bestek van dit blog. Het enige dat ik wil benadrukken is dat u gewaarschuwd bent als het gaat om enige interactie met een beoogd kunstenmaker.

Voor hulpvragen of verdere begeleiding ben ik tijdens kantooruren bereikbaar onder nummer 06- 4184 7433.

Respice, adspice, prospice.

Uw kather

Geen opmerkingen:

Een reactie posten