welcome

DIS DEABUS GRATIA







feel free to enjoy



feel free to react















woensdag 28 april 2010

studium generale; daniel van der velden en bestuurlijke invloed


Daniel van der Velden is ontwerper en denkt na over de ontwikkeling van stedelijk gebied. Hij zoekt naar het, een verband tussen de hedendaagse netwerkmaatschappij, bestuur en design.

Als introductie toont hij een film van een aanstaand PVV-bestuurder in Almere, die zijn ideeen ventileert over hoe om te gaan met veiligheid in deze profane groeikern. 15% van de ambtenaren zouden ingeruild kunnen worden tegen nieuw te installeren stadscommando's, die ons zouden moeten beschermen tegen alle gevoelens van sociale bedreiging. Strak plan, goed overzichtelijk, militair strategisch, maar of dit nou zo goed doordacht is?

Veronderstelde integratieproblemen worden tot hun proporties teruggebracht, als je je realiseert, dat slechts vier procent van de Nederlandse bevolking behoort tot de als bedreigend ervaren Marokkaanse of Turkse gemeenschap. Verklaring voor de aanmatigende opstelling van PVV-politici zou kunnen liggen in een door angst gecultiveerde onwetendheid.

Nu hebben volgens van der Velden niet zo zeer de politici als wel de bestuurders de macht in ons land. Ik spreek dat hier graag tegen, want de beslissingsverantwoordelijkheid ligt ook bij de kleinste ingrepen in de bebouwde samenleving bij de politiek - voor de verleende mandaten vindt via het democratisch proces de rekening en verantwoording plaats.

Informeel heeft van der Velden natuurlijk wel gelijk: in het bedenken en uitvoeren van allerhande inrichtingsplannen, worden feitelijke besluiten op de werkvloer genomen. De ambtenarij en het tegenwoordig massaal te raadplegen maatschappelijk klankbord ontmoeten de bestuurders in een proces dat veel weg heeft van het gekrakeel op een klassieke agora. Anders gezegd: een proces van "netwerken", dat lang niet altijd verstaan moet worden als net werken, waarin het primaat van verkooptechnieken, redenaarstalent en borrelcapaciteit overheerst. Ik spreek uit ervaring.

Ik schrok op toen van der Velden opperde dat ontwerpers een politieke rol zouden kunnen spelen waar het gaat om het vertalen van de ontwikkeling van een netwerkmaatschappij naar nieuw in te richten stedelijk gebied. Met name het plaats bieden aan nieuwe steedse vormen van communicatie - webshops en zo - zou hierin tot vorm moeten komen.

Maar hoe dan? Tja, dat antwoord was niet zo gauw voorhanden als de vraag gesteld was. Wel begreep ik, dat bijvoorbeeld het maken van pizzafolders waarin steden als Utrecht en Stuttgart geintegreerd zijn, een middel tot deze ruimtelijke vertaalslag zouden kunnen bieden.

Op dit punt aangeland, neem ik een andere afslag dan de virtuele stadsgezichten die getoond werden en ga op zoek naar de betekenis van beeldende kunst in politieke besluitvormingsprocessen. Ik ben benieuwd of ik al mijmerend tot richtingen zou kunnen komen die wellicht perspectief bieden voor de totstandkoming van een veiliger, leefbaarder, prettiger samenleving. Hier dringt zich een autonome associatie op met wasmiddelenreclames uit de jaren 80, waarin aandacht gevraagd werd voor een volstrekt nieuwe ervarng van schoonwassen, rekeninghoudend met de ontluikende gewaarwording van milieueisen. Ze hadden in mijn ogen creatief vaak iets bespottelijks, die reclames.

Eerst wil ik u kort wat voorhouden over hoe in mijn ervaring de genoemde besluitvorming in elkaar steekt. Vervolgens ga ik op zoek naar ingangen voor de creatieve geest en zal ik proberen een waarschijnlijkheidsinschatting te formuleren over de effectieve werkzaamheid daarvan.

Ik zeg u op voorhand dat ik niet tot een nieuw geintegreerd model zal komen om tegemoet te komen aan de netwerkeisen van het bestuurlijk/politieke proces.Ten eerste is dat in mijn geval kansloos, ik koos immers voor beeldende kunst in plaats van een ambtelijke carriere, en ten tweede heb ik daar geen zin in.

Hoe gaat de besluitvorming over de inrichting van netwerk Nederland B.V. in haar werk? Daar stuiten wij op de beleidscyclus: achtereenvolgens worden de volgende stappen genomen:
beleidsvoorbereiding, beleidsontwikkeling, beleidsvaststelling, beleidsuitvoering en beleidsevaluatie. Netwerkers zijn vooral geinteresseerd in alles wat zich vooraan in deze cyclus afspeelt. Op borrels bekt het beter als je kunt melden dat je vooral met ontwikkeling bezig bent en niet met uitvoering. Dat is namelijk saai en niet stoer.

De lieden die vooraan in de cyclus bivakkeren, netwerken er lustig op los in allerhande overleg fora, veelal ook in wandelgangen, en komen zo, in theorie althans, in aanraking met een schat aan ideeen en creatieve suggesties, die verderop in de cyclus tot waardevolle, haalbare oplossingen kunnen leiden. Nu is de grap met netwerken echter, dat andere disciplines maar ternauwernood in het snotje belanden. Daar zei van der Velden terecht over, dat juist in een netwerksamenleving de individuele participant de mogelijkheid heeft, om selectief te zijn in met wie hij omgaat. Waar je geen zin in hebt luister je niet naar, je kiest je eigen club van gelijkgestemden.

Dit is een weinig geruststellende situatie voor ontwerpers met politieke aspiraties. Je komt er gewoon niet tussen. Ik ken wel voorbeelden van begaafde vormgevers die vooraan in het proces met hun ideeen aan de overlegtafel aanschoven. Maar in een groot aantal gevallen werden zij gaandeweg weer gewoon terzijde geschoven. En degenen die wel wisten door te dringen tot aan het sacrum der stadsdesigners, moesten het meer hebben van een goede marketing, dan van de functionaliteit van hun plannen. Zo kon het dus voorkomen, dat monsters als het in een eerder blog al aangehaalde Hoog-Catharijne zijn geboren. En overigens volgens soortgelijke procedures weer tot herziening zijn gedoemd.

Gaat dat dan nooit goed? Jawel hoor. In een enkele wat oudere groeikern in de randstad, hebben wijze mensen zich veel aangetrokken van leefbaarheidsaspecten, sommigen onder u herinneren zich de eerder besproken genus loci, en zijn tot een doordacht en afgewogen systeem gekomen dat een aanvaardbare bebouwde omgeving bevorderde. Het is met deze praktische denkers zelfs zover gekomen, dat er een leerstoel in Delft zat aan te komen, maar die is helaas gesneuveld in de vaart der volkeren.

Wat betekent dit voor de mogelijkheden voor ontwerpers om zich politiek te manifesteren? Niet zo heel veel ben ik bang. Er zijn wel deviante tendensen waarneembaar, waarbij een kunstenaar, een psycholoog, een huismoeder eens uitgenodigd worden om in een denktank zitting te hebben, maar er is voorzover ik heb kunnen waarnemen geen garantie dat dergelijke netwerk-anomalieen tot substantiele kwalitatieve wijziging van de besluitvorming leiden. Het gaat hier toch meer om gelegenheidsclubs, die het bestaan van een eendagsvlieg kunnen voorleven en die naar mijn weten nooit zijn uitgegroeid tot een evergreen.

Ergo: artiesten allerlanden, verenigt u in uw eigen netwerken, bestookt vandaaruit vooral elkaar, bevolkt de musea met uw creatieve ideeen, schrijf er eens een boek over, promoot dat boek ook, en u hebt precies gedaan wat in een netwerk cultuur van u verwacht wordt en wat u aan mogelijkheden gegunt wordt.
Laat de politiek vooral een rol spelen in uw maatschappelijk engagement. Maar sla een uitnodiging om mee te tafelen toch niet op voorhand af. Zoals ik al zei: soms gaat het wel goed en vinden politiek, bestuur en kunstenaar elkaar in een model voor een ruimte biedende samenleving.

Tot de tijd dat het netwerkethos zich herevolueert tot meer ambachtelijke besluitvorming stel ik mijzelf tevreden met het op gezette tijden over de schutting kieperen van particuliere erupties. Mijn laatse product treft u weer bijgaand aan. Het betreft mijn visie op een door electronische netwerken verbonden samenleving, die slechts in de schaduw van bunkers haar bescherming vindt.
Een ontwerper als politicus? Liever niet dus.

Quod erat demonstrandum.


Uw kather

Geen opmerkingen:

Een reactie posten